ECLI:NL:RBZWB:2024:2124
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een niet-woning en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Vlissingen beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een winkelruimte, vastgesteld op € 496.000, maar na bezwaar verlaagd naar € 393.000. Belanghebbende betwistte deze waarde en stelde dat onvoldoende rekening was gehouden met de gevolgen van de coronapandemie. De rechtbank oordeelt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld en dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde waarde. De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn af, omdat de vertraging deels aan de gemachtigde van belanghebbende te wijten is. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de vastgestelde waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven.