ECLI:NL:RBZWB:2024:1821

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
RK 23-025046
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een bedrijfsauto

Op 11 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, vertegenwoordigd door mr. R.L.A. Klaassen, heeft verzocht om teruggave van een in beslag genomen bedrijfsauto, een Citroën Berlingo, die hij ter goeder trouw had aangeschaft in Frankrijk. De auto was in beslag genomen op grond van artikel 94 Sv, omdat er vermoedens waren dat er gestolen onderdelen op het voertuig aanwezig waren. Tijdens de behandeling in raadkamer op 19 december 2023 en 26 februari 2024 zijn de officier van justitie en andere belanghebbenden gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat klager de eigenaar is van de bedrijfsauto en dat deze niet door een strafbaar feit is verkregen. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave van de auto aan klager, aangezien er onvoldoende bewijs was dat de auto onttrokken zou worden aan het verkeer of dat er sprake was van een strafbaar feit. De rechtbank heeft de teruggave van de bedrijfsauto aan klager gelast, zodat hij het voertuig kan legaliseren door middel van herinslag van het VIN-nummer. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. M. van Grinsven, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-196502-23
rk.nummer: 23-025046
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979
wonende te [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. R.L.A. Klaassen op het adres: Postbus 315 te 5260 AH Vught
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 20 december 2022 onder klager in beslag is genomen: een bedrijfsauto van het merk Citroën, type Berlingo, kleur wit met het [kenteken] (hierna te noemen: de bedrijfsauto);
  • het klaagschrift, ingediend op 26 april 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • het proces-verbaal van de raadkamerbehandeling van 18 september 2023;
  • het proces-verbaal van de raadkamerbehandeling van 19 december 2023;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 19 december 2023 waarbij de behandeling is geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen te onderzoeken welke onderdelen van de bedrijfsauto gestolen zijn en aan wie deze onderdelen toebehoren. De behandeling van het klaagschrift is voorgezet in raadkamer van 26 februari 2024. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. C.P.G.Tax, klager en mr. R.L.A. Klaassen als gemachtigd raadsman van klager. Tevens is in raadkamer aanwezig de overige belanghebbende mr. D. Peperkamp van [belanghebbende 1] b.v. en een tolk Franse taal.
De (overige) belanghebbenden (overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv), zijnde [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3] zijn behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat in onderhavige zaak van klager een motorrijtuig, te weten een bestelauto Citroen Berlingo, [kenteken] , in beslag is genomen waarvan klager eigenaar is. Het voertuig is door klager aangekocht in Frankrijk en is niet door enig strafbaar feit verkregen of onttrokken aan een rechthebbende. Klager wordt bezwaard door (het voortduren van) de inbeslagname. Het voertuig zou in eerste instantie aan klager geretourneerd worden, waarbij eerst de "gestolen onderdelen" zouden worden verwijderd. Nadat "de geldende richtlijnen" geraadpleegd werden, is het Openbaar Ministerie op de eerdere beslissing teruggekomen, omdat er "diverse gestolen onderdelen" op het voertuig zouden zitten, aldus de politie. Er wordt door de politie gerept over een vermoeden dat er nog meer gestolen onderdelen op zouden zitten en mogelijk sprake is van een gekit voertuig. Klager kan zich met deze gang van zaken niet verenigen. Hij dreigt financieel gedupeerd te worden. Klager is van oordeel dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave. Hij acht het immers hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter, later oordelend, het voertuig zal onttrekken aan het verkeer of de verbeurdverklaring zal bevelen. Klager heeft zich namelijk niet schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. In raadkamer heeft de raadsman hieraan toegevoegd dat indien in een klaagschrift procedure niet kan worden vastgesteld wie redelijkwijs de rechthebbende is, het beslag aan beslagene – in dit geval klager – moet worden teruggegeven. Klager heeft de bedrijfsauto ter goeder trouw gekocht en indien de Franse eigenaar stelt rechthebbende te zijn kan er uiteindelijk civielrechtelijk worden bezien aan wie de bedrijfsauto toekomt. Voor het overige refereert de raadsman zich aan het eerder ingenomen standpunt.
De overige belanghebbende heeft in raadkamer verzocht om teruggave van de bedrijfsauto nu uit technisch politieonderzoek is gebleken dat deze voor herinslag van het voertuig indentificatienummer (hierna te noemen: VIN) in aanmerking komt. Hierbij zijn de stelling van klager dat de bedrijfsauto ter goeder trouw is gekocht en het geldende Franse recht niet in aanmerking gekomen.
De officier van justitie persisteert bij het eerder genomen standpunt.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
De rechtbank constateert dat voor de raadkamerbehandeling de overige [belanghebbende 4] B.V. is opgeroepen alsmede alle personen en/of bedrijven die volgens voornoemd onderzoek aan te merken zijn als eigenaar van gestolen onderdelen in het voertuig. De rechtbank stelt vast dat uit het verhandelde in raadkamer voldoende is gebleken dat de bedrijfsauto door [belanghebbende 4] B.V. is gekocht en klager de eigenaar is van dit bedrijf. De rechtbank verklaart klager derhalve ontvankelijk in zijn beklag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
Bij de beoordeling van de vraag of klager (al of niet via [B.V.] ) die stelt rechthebbende te zijn, inderdaad redelijkerwijs als rechthebbende op het inbeslaggenomene kan worden aangemerkt zal de rechter niet hoeven te treden in de beslechting van burgerrechtelijke eigendoms- en bezitskwesties, maar zal daarbij wel civielrechtelijke aspecten mogen betrekken (vgl, HR 6 mei 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3826, NJ 2003, 459). Het gaat in de beslagprocedure om een voorlopig oordeel omtrent de eigendoms- en bezitsrechten ten aanzien van het in het geding zijnde voorwerp (HR 3 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF6983).
De rechtbank stelt vast dat uit het raadkamerdossier is gebleken dat het geen gekit voertuig betreft zoals aanvankelijk het geval leek te zijn. De gehele bedrijfsauto blijkt gestolen en het VIN-nummer is vervalst. Het voertuig komt daarom voor herinslag van het VIN in aanmerking.
De rechtbank is van oordeel dat klager redelijkerwijs als rechthebbende van de bedrijfsauto kan worden aangemerkt. Hierbij is zowel naar Nederlands als naar Frans recht van belang dat voldoende aannemelijk is dat klager in zijn hoedanigheid als vertegenwoordiger van de besloten vennootschap [B.V.] de bedrijfsauto ter goeder trouw heeft gekocht. Klager heeft een koopovereenkomst overgelegd en eveneens een kopie van het identiteitsbewijs van de verkoper. [belanghebbende 1] b.v. heeft over het toekomen van derdenbescherming volgens het Franse recht geen standpunt ingenomen.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat de bedrijfsauto aan klager moet worden terugegeven zodat deze het voertuig kan legaliseren middels een herinslag van het VIN. Hiervoor kan contact worden opgenomen met het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit (LIV).

3.De beslissing

De rechtbank verklaart gegrond en gelast de teruggave van de bedrijfsauto aan de besloten vennootschap [B.V.]
Deze beslissing is op 11 maart 2024 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).