ECLI:NL:RBZWB:2024:1750
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van vennootschapsbelastingaanslagen en belastingrente door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 maart 2024, wordt de zaak behandeld van Stichting [belanghebbende] tegen de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur, die aan belanghebbende voor de jaren 2017 en 2018 aanslagen in de vennootschapsbelasting heeft opgelegd. De inspecteur heeft de aanslagen vastgesteld op € 5.049 voor 2017 en € 22.741 voor 2018, en heeft daarnaast belastingrente in rekening gebracht. Belanghebbende betwist de belastingplicht en stelt dat zij kwalificeert als afgezonderd particulier vermogen (APV) en fiscaal transparant is. De rechtbank onderzoekt of belanghebbende belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting en of de vereiste aangiften zijn gedaan. De rechtbank concludeert dat belanghebbende niet kan aantonen dat zij niet belastingplichtig is en dat de aanslagen terecht zijn opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur bij het opleggen van de aanslagen is uitgegaan van een redelijke schatting van de huurwaarde van de woning die door belanghebbende wordt bewoond. De beroepen worden ongegrond verklaard, en belanghebbende krijgt geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten.