ECLI:NL:RBZWB:2023:9227

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
AWB- 21_2057
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitsluiting van bijstandsrecht op grond van verblijf in het buitenland tijdens coronapandemie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van Orionis om hem uit te sluiten van het recht op bijstand op grond van de Participatiewet (PW) over de periode van 16 december 2020 tot en met 13 januari 2021. Eiser had aan Orionis doorgegeven dat hij van 17 november 2020 tot en met 15 december 2020 in Egypte zou verblijven, wat door Orionis was goedgekeurd. Echter, eiser keerde pas op 13 januari 2021 terug naar Nederland en meldde zich pas op 14 januari 2021 bij Orionis, met de mededeling dat hij niet tijdig kon terugkeren vanwege twee positieve PCR-tests. Orionis wijzigde daarop eisers bijstandsuitkering, omdat hij langer dan de wettelijk toegestane vier weken in het buitenland had verbleven. Eiser maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard door Orionis.

De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2023 behandeld. Eiser voerde aan dat hij door overmacht niet op tijd terug kon keren en dat het evenredigheidsbeginsel was geschonden. Orionis verweerde zich door te stellen dat eiser het risico had aanvaard door naar het buitenland te reizen, ondanks het reisadvies. De rechtbank oordeelde dat Orionis op goede gronden de bijstandsuitkering had ingetrokken, omdat eiser langer dan vier weken in het buitenland had verbleven. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van zeer dringende redenen die bijstandsverlening noodzakelijk maakten, en dat het beroep van eiser ongegrond was. Eiser had geen recht op vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2057 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. W.R. Aerts),
en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder,

(gemachtigde: mr. N.M. Feijtel).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van Orionis om hem uit te sluiten van het recht op bijstand op grond van de Participatiewet (PW) over de periode van 16 december 2020 tot en met 13 januari 2021 vanwege een te lang verblijf in het buitenland.
1.2.
Met het bestreden besluit van 29 april 2021 op het bezwaar van eiser is Orionis bij dat besluit gebleven.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van Orionis.

Totstandkoming van het bestreden besluit

Feiten en omstandigheden
2.1.
Eiser ontvangt een bijstandsuitkering van Orionis.
2.2.
Op 16 november 2020 heeft hij aan Orionis doorgegeven dat hij van 17 november 2020 tot en met 15 december 2020 in Egypte zal verblijven.
2.3.
Orionis heeft het verblijf in het buitenland goedgekeurd. Eiser is er daarbij op gewezen dat hij tijdig terug naar Nederland dient te komen en hij geen uitkering krijgt over de periode dat hij langer dan toegestaan in het buitenland verblijft.
2.4.
Eiser is op 13 januari 2021 terug naar Nederland gereisd. Op 14 januari 2021 heeft hij zich telefonisch bij Orionis gemeld met de mededeling dat hij niet tijdig terug kon vliegen vanwege twee positieve PCR-tests.
2.5.
Met het besluit van 19 januari 2021 heeft Orionis eisers bijstandsuitkering gewijzigd. Omdat eiser langer dan de wettelijk toegestane vier weken in het buitenland heeft verbleven, heeft hij over de periode van 16 december 2020 tot en met 13 januari 2021 geen recht op uitkering. Eiser wordt over deze periode daarom uitgesloten van het recht op uitkering.
2.6.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Op 8 maart 2021 vond de hoorzitting plaats.
Bestreden besluit
2.7.
Met het bestreden besluit van 29 april 2021 heeft Orionis eisers bezwaar, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie, ongegrond verklaard. Het territorialiteitsbeginsel in de PW wordt strikt uitgevoerd. Artikel 13 van de PW is geen discretionaire bepaling. De situatie in Egypte tijdens de coronapandemie in combinatie met eisers financiële situatie leiden volgens Orionis niet tot de conclusie dat er sprake was van een acute noodsituatie met levensbedreigende omstandigheden als bedoeld in artikel 16 van de PW.

Beroep

3. Eiser heeft aangevoerd dat het hem niet kan worden aangerekend dat hij pas op
13 januari 2021 terug naar Nederland kon keren. Er was sprake van pure overmacht. Het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geschonden. Eiser wordt op een onredelijke wijze financieel benadeeld.

Verweer

4. Orionis stelt in verweer dat de minister tijdens de eerste lockdown heeft aangegeven dat er sprake was van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de PW. Eiser is echter niet tijdens de eerste lockdown naar het buitenland gegaan, maar in november 2020. Het algemeen reisadvies voor Nederlanders was toen: alleen naar het buitenland reizen als dat strikt noodzakelijk is. Als een bijstandsgerechtigde naar het buitenland reisde, ondanks dit advies, bestond het risico op coronamaatregelen en de mogelijkheid dat niet tijdig kon worden teruggekeerd naar Nederland. Eiser heeft het risico aanvaard door toch naar het buitenland te vertrekken. Dat geldt ook voor het risico in het buitenland corona op te lopen en om die reden niet tijdig terug te kunnen keren naar Nederland of geen negatieve coronatest te kunnen overleggen. In dat geval is bij het niet kunnen terugkeren geen sprake van overmacht. Als een bijstandsgerechtigde naar het buitenland vertrok, dan moest hij zodanige maatregelen nemen dat hij binnen vier weken terug kon komen (rekening houdend met de periode van quarantaine in het buitenland en de quarantaine na terugkomst in Nederland). Als een bijstandsgerechtigde zonder dergelijke maatregelen vertrok naar het buitenland, dan is het voor zijn rekening en risico als hij niet tijdig terug kon keren. Van een dringende reden die noopt tot bijstandsverlening is in beginsel geen sprake. Er is volgens Orionis evenmin sprake van het schenden van het evenredigheidbeginsel.

Juridisch kader

5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Oordeel van de rechtbank

6.1.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of Orionis op goede gronden eisers bijstandsuitkering over de periode van 16 december 2020 tot en met 13 januari 2021 heeft ingetrokken.
6.2.
Orionis heeft eisers uitkering over deze periode ingetrokken omdat hij langer dan vier weken buiten Nederland verblijf heeft gehouden.
6.3.
Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de PW heeft degene die per kalenderjaar langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland dan wel een aaneengesloten periode van langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland geen recht op bijstand.
6.4.
Vaststaat dat eiser langer dan vier weken aaneengesloten in het buitenland heeft verbleven. Dit betekent dat Orionis in beginsel verplicht is de bijstandsuitkering van eiser in te trekken.
6.5.
Eiser heeft aangevoerd er sprake was van overmacht en dat het hem niet kan worden aangerekend dat hij pas op 13 januari 2021 terug naar Nederland kon keren.
De rechtbank beschouwt deze stelling als een beroep op de uitzonderingsbepaling van artikel 16 van de PW.
6.6.
Op grond van artikel 16 van de PW kan het college aan een persoon die geen recht heeft op bijstand toch bijstand verlenen als zeer dringende redenen dat noodzakelijk maken.
6.7.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) doen zeer dringende redenen in de zin van deze bepaling zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Van een acute noodsituatie is sprake als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn.
In recente rechtspraak heeft de CRvB [1] overwogen dat de acute noodsituatie niet beperkt is tot alleen de situaties die levensbedreigend zijn of die kunnen leiden tot blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit. Ook in andere gevallen kan sprake zijn van een acute noodsituatie. Bij de beoordeling of een acute noodsituatie zich voordoet zal moeten worden meegewogen of het niet-verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name voor diens gezondheid. Daarbij is verder van belang dat de wetgever bij het begrip ‘zeer dringende redenen’ heeft gedacht aan een extreme situatie en nadrukkelijk niet heeft beoogd een algemene ontsnappingsclausule te bieden. Daarom moet het gaan om een schrijnende situatie waarvan het evident is dat weigering van bijstand zonder meer onaanvaardbaar is.
6.8.
Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat er sprake is van zeer dringende redenen. Naar het oordeel van de rechtbank is hij daar niet in geslaagd. Niet is gebleken dat het niet verlenen van bijstand aan eiser over de periode van 16 december 2020 tot en met
13 januari 2021 heeft geleid tot een levensbedreigende situatie voor hem of tot blijvend letsel of anderszins ernstige gevolgen (voor zijn gezondheid) heeft gehad. De coronapandemie heeft voor eiser persoonlijk geen noodsituatie opgeleverd. De pandemie was alleen de reden waarom hij niet eerder terug kon keren naar Nederland. Daarnaast is niet gebleken dat de behoeftige omstandigheden van eiser alleen met bijstand kunnen worden opgelost. Eiser heeft gesteld dat daarvan sprake is, maar heeft dat niet onderbouwd. De enkele omstandigheid dat hij een maand bijstand heeft misgelopen en zijn vaste lasten zijn doorgelopen maakt nog niet dat sprake is van dringende redenen. [2]
6.9.
Eisers beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt naar het oordeel van de rechtbank evenmin. Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de PW is dwingend geformuleerd en neergelegd in een wet in formele zin. Een wet in formele zin kan niet worden getoetst aan het evenredigheidsbeginsel. Voor een contra legemtoepassing van het evenredigheidsbeginsel ziet de rechtbank in dit geval geen grond. Eiser heeft op geen enkele wijze onderbouwd waarom artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de PW zozeer in strijd komt met het evenredigheidsbeginsel dat die toepassing in dit geval achterwege zou moeten blijven. De CRvB heeft in de uitspraak van 27 juni 2023 [3] bovendien overwogen dat bij de uitleg van het wettelijk begrip acute noodsituatie geen ruimte is voor toetsing aan het evenredigheidsbeginsel.

Conclusie en gevolgen

De rechtbank komt tot de slotsom dat Orionis terecht eisers bijstandsuitkering over de periode van 16 december 2020 tot en met 13 januari 2021 heeft ingetrokken.
Het beroep is daarom ongegrond. Eiser heeft als gevolg daarvan geen recht op vergoeding van zijn griffierecht of proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier op 29 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 11. Rechthebbenden
1. Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 13. Uitsluiting van bijstand
1. Geen recht op bijstand heeft degene:
e. die per kalenderjaar langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland dan wel een aaneengesloten periode van langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland;
4. In afwijking van het eerste lid, onderdeel e, geldt voor personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, een periode van dertien weken.
Artikel 16. Zeer dringende redenen
1. Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:985)
2.bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 25 januari 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:253) en van 12 juli 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:1599)