ECLI:NL:RBZWB:2023:9150

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
AWB- 23_3554
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen herroeping omgevingsvergunning voor appartementen boven horecagelegenheid

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg, die op 24 mei 2023 een eerder verleende omgevingsvergunning heeft herroepen. De omgevingsvergunning was oorspronkelijk verleend voor het realiseren van vier appartementen boven een horecagelegenheid aan [adres] te [plaats]. Eiseres betwistte de herroeping, stellende dat de vergunning van rechtswege was verkregen en dat het college niet bevoegd was om deze te weigeren. De rechtbank heeft de zaak op 23 november 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als het college vertegenwoordigd waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning op 11 oktober 2021 van rechtswege was verkregen, maar dat het college later, na bezwaar van de gemeenteraad, de vergunning heeft herroepen wegens strijd met het bestemmingsplan. Eiseres heeft aangevoerd dat het college niet twee keer op hetzelfde bezwaar mocht beslissen en dat de weigering van de vergunning in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college wel degelijk bevoegd was om de vergunning te herroepen en dat de weigering terecht was, omdat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan en de goede ruimtelijke ordening niet kon worden gegarandeerd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3554

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. L.C.G. Hoenselaar-Bots),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg,

(gemachtigde: mr. J.A. Mohuddy).
Als derde partij heeft deelgenomen:
De gemeenteraad van de gemeente Geertruidenberg.

Inleiding

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college van 24 mei 2023 waarin een van rechtswege verkregen omgevingsvergunning is herroepen en de omgevingsvergunning alsnog is geweigerd vanwege strijd met het bestemmingsplan. De omgevingsvergunning zag op het realiseren van vier appartementen boven [bedrijf] aan de [adres] te [plaats] .
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2023 op zitting behandeld. Namens eiseres waren [ingenieur] , [naam 1] en haar gemachtigde aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en haar gemachtigde. De derde partij was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

1. Wat zijn de feiten?

Eiseres heeft op 30 april 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van vier appartementen boven [bedrijf] aan de [adres] te [plaats] .
Bij besluit van 15 juni 2022 heeft het college de aangevraagde omgevingsvergunning geweigerd voor het bouwen van een bouwwerk, het afwijken van het bestemmingsplan en het verstoren of wijzigen van een beeldbepalend pand.
Eiseres heeft op 26 juli 2022 bezwaar gemaakt tegen de weigering. In bezwaar heeft eiseres aangevoerd dat het college op 15 juni 2022 niet bevoegd was om de omgevingsvergunning te weigeren, omdat de omgevingsvergunning voor die datum van rechtswege is verkregen. De Vaste commissie van advies voor bezwaarschriften Geertruidenberg (de commissie) heeft het college op 23 november 2022 geadviseerd om het bezwaar gegrond te verklaren en de weigering te vernietigen. Volgens de commissie was het college op 15 juni 2022 niet bevoegd om de aanvraag te weigeren omdat op 11 oktober 2021 een vergunning van rechtswege was verkregen.
In een beslissing op bezwaar van 21 december 2022 heeft het college het bezwaar gegrond verklaard en de weigering van de omgevingsvergunning van 15 juni 2022 ingetrokken. Het college heeft daarnaast de van rechtswege verleende omgevingsvergunning bekendgemaakt.
De gemeenteraad heeft op 1 februari 2023 bezwaar gemaakt tegen de van rechtswege verkregen vergunning.
Bij bestreden besluit heeft het college dat bezwaar gegrond verklaard, de van rechtswege verleende vergunning herroepen en in plaats daarvan de aangevraagde omgevings-vergunning geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan.
Eiseres heeft daar op 3 juli 2023 beroep tegen ingesteld.

2. Wat is het wettelijk kader?

De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

3. Wat heeft het college besloten?

3.1
Het college heeft de van rechtswege verleende vergunning in het bestreden besluit ingetrokken en heeft de omgevingsvergunning voor het realiseren van de vier appartementen geweigerd, vanwege strijd met het [bestemmingsplan] en het Paraplubestemmingsplan Parkeren – deel 1. [1]
3.2
In [bestemmingsplan] is de enkelbestemming ‘Gemengd – 1’ en de functieaanduiding ‘horeca’ aan het overgrote deel van het perceel toegekend. Aan een klein deel van het perceel is de enkelbestemming ‘Centrum’ toegekend. Volgens het college is het bouwen van vier woningen in het hoofdgebouw in strijd met de planregels [2] , waarin staat dat het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen binnen de bestemming ‘Gemengd – 1’ niet is niet toegestaan. Het college is bevoegd om met toepassing van de kruimelgevallenregeling (onderdeel 9) toestemming te verlenen voor die strijdigheid, maar heeft dat geweigerd omdat het college dat niet in overeenstemming acht met een goede ruimtelijke ordening. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan volgens het college ten aanzien van het aspect geluid niet worden gegarandeerd in de appartementen. De door eiseres overgelegde akoestische rapporten acht het college onvoldoende om daar een aanvaardbaar woon- en leefklimaat uit af te kunnen leiden.
3.3
Daarnaast acht het college het initiatief in strijd met Paraplubestemmingsplan Parkeren – deel 1, omdat op eigen terrein niet kan worden voldaan aan de op grond van het Parkeerbeleidsplan “Parkeren doen we zo” geldende parkeernorm van 6 parkeerplaatsen voor kleine goedkope huurappartementen in het centrum.
4. Welke gronden heeft eiseres daartegen aangevoerd?
Eiseres heeft – kort samengevat – aangevoerd dat het bestreden besluit een tweede beslissing op bezwaar is en dat het college niet bevoegd was om twee keer een beslissing op bezwaar te nemen. Dit acht eiseres in strijd met het stelsel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het rechtszekerheidsbeginsel en het verbod van détournement de pouvoir. Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat het college de omgevingsvergunning ten onrechte heeft geweigerd, omdat geen sprake is van strijd met het [bestemmingsplan] en dat met toepassing van de kruimelgevallenregeling toestemming kan worden verleend voor het handelen in strijd met het bestemmingsplan voor zover daar wel sprake van zou zijn. Het college heeft dat in een vergelijkbaar geval ook gedaan. De strijdigheid met Paraplubestemmingsplan Parkeren – deel 1 staat ook niet aan het verlenen van de omgevingsvergunning in de weg, omdat daar ontheffing van kan worden verleend.
5. Wat is de omvang van het geding?
5.1
Ter beoordeling is aan de rechtbank een besluit voorgelegd over het weigeren van een omgevingsvergunning voor het realiseren van vier appartementen. Gelet daarop kunnen de beroepsgronden alleen betrekking hebben op dat besluit. Voor zover eiseres heeft bedoeld om in haar beroepschrift beroepsgronden aan te voeren tegen de op 16 februari 2022 verleende omgevingsvergunning aan [bedrijf] voor het afwijken van het bestemmingsplan, vallen deze gronden buiten de omvang van het geding en zijn deze niet beoordeeld door de rechtbank.
5.2
Eiseres heeft de bezwaargronden tegen de primaire weigering van 15 juni 2021 herhaald en ingelast als beroepsgronden in deze procedure. Het college doet in het verweerschrift een beroep op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) [3] waarin wordt overwogen dat niet kan worden volstaan met het louter verwijzen naar bezwaargronden en in een beroepschrift moet worden onderbouwd waarom het college in de beslissing op bezwaar onjuist op die bezwaargronden heeft beslist. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het door eiseres ingediende beroepschrift dat eiseres in beroep gemotiveerd heeft toegelicht waarom zij het niet eens is met de beslissing op bezwaar.
6. Heeft het college twee keer op hetzelfde bezwaar beslist?
6.1
Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit een tweede beslissing op bezwaar is en dat het college niet bevoegd was om twee keer een beslissing op bezwaar te nemen. De oorspronkelijke weigering van 15 juni 2022 is volgens eiseres het primaire besluit en op 21 december 2022 is op het daartegen gerichte bezwaar beslist. Het bezwaar van de gemeenteraad had het college aan moeten merken als beroepschrift en door moeten zenden naar de rechtbank. Het college had in de beslissing op bezwaar van 12 december 2022 ook de mogelijkheid om te motiveren dat de vergunning niet verleend had mogen worden en had deze alsnog kunnen weigeren. De tweede beslissing op bezwaar is in strijd met het stelsel van de Awb dat ervanuit gaat dat tegen een besluit slechts éénmaal bezwaar open staat. De tweede beslissing op bezwaar is daarnaast in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Gelet op het doorlopen van de bezwarenprocedure mocht eiseres er – behoudens een eventueel beroep – vanuit gaan dat de vergunning van rechtswege in stand zou blijven. Eiseres heeft daaraan toegevoegd dat het college in strijd met het verbod van détournement de pouvoir heeft gehandeld, door de gemeenteraad te verzoeken bezwaar te maken tegen de van rechtswege verleende vergunning om op die manier de overschrijding van de beslistermijn te repareren.
6.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in de beslissingen op bezwaar van 21 december 2022 en 24 mei 2023 niet twee keer op bezwaar beslist tegen hetzelfde primaire besluit. In de beslissingen op bezwaar heeft het college beslist op bezwaarschriften gericht tegen twee afzonderlijke primaire besluiten. In de beslissing op bezwaar van 21 december 2022 heeft het college beslist op het bezwaar van eiseres tegen het bij primair besluit van 15 juni 2022 weigeren van de omgevingsvergunning. In de beslissing op bezwaar van 24 mei 2023 (bestreden besluit) heeft het college beslist op het bezwaar van de gemeenteraad tegen de op 11 oktober 2021 van rechtswege verleende omgevings-vergunning. Naar het oordeel van de rechtbank dient dit als afzonderlijk primair besluit te worden aangemerkt. In de beslissing op bezwaar van 21 december 2022 wordt niet besloten tot het verlenen van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning, omdat die op 11 oktober 2021 al was verleend. In die beslissing op bezwaar wordt ten aanzien van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning uitsluitend besloten dat deze nog moest worden bekendgemaakt op grond van artikel 4:20c, eerste lid, van de Awb. Dit heeft vervolgens op 11 januari 2023 plaatsgevonden. Uit het systeem van de Awb volgt naar het oordeel van de rechtbank dat tegen het primaire besluit bestaande uit de van rechtswege verleende omgevingsvergunning eerst bezwaar moet worden gemaakt, alvorens daartegen beroep kan worden ingesteld. [4]
6.3
Gelet op het voorgaande is de rechtbank niet gebleken van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en acht de rechtbank de jurisprudentie van de ABRvS [5] over de gesplitste besluitvorming ook niet van toepassing. Uit die jurisprudentie blijkt dat het herroepen van een primair besluit en het nemen van een nieuw besluit gelijktijdig moet geschieden. De zogenoemde gesplitste besluitvorming, waarbij eerst het primaire besluit wordt herroepen en vervolgens op een later moment een vervangend besluit wordt genomen is in strijd met artikel 7:11, tweede lid, van de Awb. Wanneer een primair besluit in een beslissing op bezwaar wordt herroepen, geldt het nieuwe besluit als ‘beslissing op bezwaar’ waartegen alleen beroep en niet opnieuw bezwaar kan worden gemaakt. In dit geval is geen sprake van een dergelijke situatie. De weigering van de omgevingsvergunning is in de beslissing op bezwaar van 21 december 2021 herroepen, omdat op een eerder moment (11 oktober 2021) al een omgevingsvergunning van rechtswege was verkregen. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een situatie waarbij in of na de beslissing op bezwaar van 21 december 2021 alsnog een omgevingsvergunning is verleend. In de beslissing op bezwaar van 21 december 2021 is uitsluitend besloten dat de al van rechtswege verkregen omgevingsvergunning nog moest worden bekendgemaakt. De beslissing op bezwaar van 21 december 2021 bevat daarom geen inhoudelijke heroverweging van de weigering van de omgevingsvergunning. Aan de verlening van een vergunning van rechtswege liggen per definitie geen inhoudelijke overwegingen ten grondslag. Een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag door het bestuursorgaan vindt voor het eerst plaats indien bezwaar wordt gemaakt tegen de vergunning van rechtswege. [6]
6.4
Naar het oordeel van de rechtbank is ook niet gebleken van handelen door het college in strijd met het verbod van détournement de pouvoir uit artikel 3:3 van de Awb. In die bepaling staat dat het bestuursorgaan de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. De rechtbank is met het college van oordeel dat uit de Awb volgt dat het college verplicht en niet bevoegd was om de omgevingsvergunning naar aanleiding van het bezwaar van de gemeenteraad te heroverwegen en op het bezwaar van de gemeenteraad te beslissen. Daarnaast is niet gebleken van wet- of regelgeving die eraan in de weg staat dat het college de gemeenteraad op de hoogte stelt dat een omgevingsvergunning van rechtswege is verleend. Uit artikel 169, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet blijkt juist dat het college hierover verantwoording moet afleggen aan de gemeenteraad en daar actief inlichtingen over moet verstrekken aan de gemeenteraad. Naar het oordeel van de rechtbank stond het de gemeenteraad als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, tweede lid, van de Awb vrij om bezwaar te maken tegen de van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Uit artikel 1:2, tweede lid, van de Awb blijkt immers dat de aan bestuursorganen toevertrouwde belangen als hun belangen worden beschouwd. In artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening is de goede ruimtelijke ordening als belang aan de gemeenteraad toevertrouwd. [7] Deze omgevingsvergunning kan gevolgen hebben voor de ruimtelijke ordening van het grondgebied van de gemeente. De rechtstreekse betrokkenheid van dat belang bij de omgevingsvergunning kwalificeert de gemeenteraad als belanghebbende.
7. Is het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan?
7.1
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk. [8] De omgevingsvergunning wordt geweigerd wanneer het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en daarvoor geen omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan. [9]
Standpunt eiseres
7.2
Eiseres heeft aangevoerd dat het bouwen van de vier appartementen niet in strijd is met de bestemming ‘Gemengd-1’ die in het [bestemmingsplan] aan het perceel is toegekend, omdat uit de bestemmingsomschrijving volgt dat wonen binnen die bestemming is toegestaan. Of het beoogde gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan, moet volgens vaste jurisprudentie van de ABRvS [10] worden bepaald aan de hand van de bestemmingsomschrijving en de gebruiksregels. Als het beoogde gebruik daarmee in overeenstemming is, kunnen beperkingen in de bouwregels buiten beschouwing worden gelaten. Uit de definitie van ‘woning’ uit het bestemmingsplan leidt eiseres af dat de bestemmingsomschrijving niet uitsluit dat ter plaatse meerdere woningen zijn gevestigd, mits deze woningen worden bewoond door één afzonderlijke huishouding.
Uit rechtspraak van de ABRvS [11] leidt eiseres verder af dat alle woonvormen binnen ‘wonen’ zijn toegestaan als dat begrip in het bestemmingsplan niet wordt gedefinieerd. Gelet daarop concludeert eiseres dat het gebruik van vier appartementen past in de bestemmings-omschrijving en dat daarom geen betekenis toekomt aan de bouwregel uit artikel 5.2.1, onder c. Omdat het initiatief ten tijde van de aanvraag niet in strijd was met [bestemmingsplan] en toen geen ander bestemmingsplan ter inzage was gelegd, heeft het college de aanvraag in lijn met rechtspraak van de ABRvS [12] ook terecht ex tunc getoetst aan dat bestemmingsplan en niet aan het op 7 juli 2022 vastgestelde Paraplubestemmingsplan wonen.
Beoordeling rechtbank
7.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de aanvraag om een omgevingsvergunning in het primair en bestreden besluit ten onrechte uitsluitend getoetst aan [bestemmingsplan] . Op het moment van de beslissing op bezwaar gold [bestemmingsplan] in samenhang met Paraplubestemmingsplan wonen Geertruidenberg. Uit vaste rechtspraak van de ABRvS [13] blijkt dat als uitgangspunt geldt dat de beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning ex nunc geschiedt. Dit betekent dat het recht moet worden toegepast zoals dat op het moment van de beslissing op bezwaar geldt. Uit diezelfde jurisprudentie blijkt dat het bouwplan – bij wijze van uitzondering op dat uitgangspunt – ex tunc getoetst mag worden aan het bestemmingsplan dat gold ten tijde van de indiening van de aanvraag, wanneer het bouwplan in overeenstemming was met dat toen geldende bestemmingsplan en er op dat moment nog geen voorbereidingsbesluit van kracht was geworden voor een nieuw bestemmingsplan of een nieuw bestemmingsplan ter inzage was gelegd, waarmee dat bouwplan in strijd was. Die uitzondering doet zich naar het oordeel van de rechtbank niet voor, omdat het college wel terecht heeft vastgesteld dat het bouwplan ook in strijd was met een bouwregel uit het [bestemmingsplan] zoals dat gold ten tijde van de aanvraag. Ten tijde van de aanvraag was in dat bestemmingsplan de enkelbestemming ‘Gemengd-1’ aan het perceel toegekend. Uit de bestemmings-omschrijving [14] blijkt dat o.a. ‘wonen’ binnen die bestemming is toegestaan. Het college heeft het bouwen van de appartementen op de verdieping in strijd met de bouwregel binnen die bestemming kunnen achten die bepaalt dat het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen niet is toegestaan. [15] De jurisprudentie van de ABRvS [16] waar eiseres zich op beroept acht de rechtbank niet relevant. Die jurisprudentie ziet op de vraag of het gebruiken van een bouwwerk in strijd is met een bestemmingsplan, terwijl de aanvraag om een omgevingsvergunning ziet op het bouwen van een bouwwerk in strijd is met het bestemmingsplan. Gelet daarop staat deze jurisprudentie niet in de weg aan het toetsen van het bouwplan aan voornoemde bouwregel. [17]
7.4
Gelet op het voorgaande had het college de aanvraag ten tijde van het bestreden besluit ex nunc moeten toetsen aan [bestemmingsplan] in samenhang met Paraplubestemmingsplan wonen Geertruidenberg. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd dat de aanvraag aan beide bestemmingsplannen heeft getoetst, omdat uit het bestreden besluit alleen volgt dat is getoetst aan [bestemmingsplan] . De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat het college in het verweerschrift in beroep alsnog voldoende heeft gemotiveerd dat het bouwen van de appartementen op de verdieping ook in strijd is met die samenhangende bestemmingsplannen. In Paraplubestemmingsplan wonen Geertruidenberg is [bestemmingsplan] op een aantal punten gewijzigd, maar is de planregel blijven gelden dat het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen niet is toegestaan. [18] De rechtbank is niet gebleken dat eiseres is benadeeld door dit gebrek, omdat eiseres in beroep voldoende gelegenheid heeft gehad om hierop te reageren.
7.5
Tussen partijen is niet in geschil dat het bouwplan ook in strijd is met de in Paraplubestemmingsplan Parkeren - deel 1 opgenomen planregel dat een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. [19] Op basis van het Parkeerbeleidsplan heeft het college de parkeerbehoefte redelijkerwijs kunnen vaststellen op 6 parkeerplaatsen voor kleine goedkope huurappartementen in het centrum. Uit de overgelegde stukken blijkt echter dat niet alle benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd kunnen worden.
8. Heeft het college toestemming voor die strijdigheden kunnen weigeren?
8.1
Het college heeft besloten om geen toestemming te verlenen voor die strijdigheden met het planologisch regime.
Standpunt eiseres
8.2
Eiseres heeft in dat kader aangevoerd dat het college toestemming had kunnen verlenen voor strijd met het bestemmingsplan met toepassing van de kruimelgevallenregeling, voor zover daar wel sprake van zou zijn. Het realiseren van de vier appartementen boven de horeca-inrichting is in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening, omdat uit de akoestische onderzoeken blijkt dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de appartementen kan worden gegarandeerd. Door middel van een aantal bouwtechnische aanpassingen kan worden gegarandeerd dat de bewoners geen overlast ondervinden en dat de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer niet worden overschreden. Het college stelt ook ten onrechte dat voor de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening uitgegaan moet worden van de horeca-categorieën uit de omgevingsvergunning van 16 februari 2022. Gelet op de eerder door eiseres benoemde jurisprudentie (zie r.o. 7.2) had het college ex tunc moeten toetsen aan het planologisch regime voor de horeca-inrichting, zoals dat gold ten tijde van de aanvraag. Volgens eiseres is in [bestemmingsplan] aan het perceel slechts de functieaanduiding ‘horeca’ opgenomen. In dat bestemmingsplan is niet aangegeven tot welke categorie deze horeca behoort. Volgens eiseres blijkt uit het feitelijk gebruik, de plantoelichting en rechtspraak van de ABRvS dat horeca tot en met categorie 2 is toegestaan in de horeca-inrichting onder de woningen. Het deel van het pand waarin de feestzalen zijn gevestigd is bestemd als ‘horeca categorie 3’. Los van de horeca-categorieën uit het bestemmingsplan kan volgens eiseres uit een uitspraak van de ABRvS [20] van 3 mei 2023 worden afgeleid dat aangesloten kan worden bij de indeling van milieucategorieën uit de handreiking ‘Bedrijven en Milieuzonering 2009. In die uitspraak werd milieucategorie 1 uit deze handreiking het meest passend geacht voor zaalverhuur voor feesten. Uit de handreiking blijkt dat in een gemengd gebied een goed woon- en leefklimaat mogelijk is bij een afstand van 0 meter tot een milieucategorie 1. Voor het niet voldoen aan de parkeernorm uit Paraplubestemmingsplan Parkeren – deel 1 kan het college ontheffing verlenen onder de voorwaarde dat eiseres een bijdrage stort in het mobiliteitsfonds.
Beoordeling rechtbank
8.3
Tussen partijen is niet in geschil dat het realiseren van de appartementen kan worden aangemerkt als het kruimelgeval uit onderdeel 9 van artikel 4 van die bijlage. In dat onderdeel staat (voor zover relevant) als zodanig aangewezen: het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein. Tussen partijen is wel in geschil of het college voldoende heeft gemotiveerd dat het verlenen van toestemming voor het afwijken van het bestemmingsplan door middel van de kruimelgevallenregeling in strijd zou zijn met een goede ruimtelijke ordening. Meer specifiek is in geschil of het initiatief al dan niet zal leiden tot onaanvaardbare geluidsoverlast voor de toekomstige bewoners van de appartementen.
8.4
Het college is op grond van de Wabo alleen bevoegd om toestemming te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan, wanneer dat in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening is. [21] Volgens de wetsgeschiedenis is sprake van een goede ruimtelijke ordening, wanneer zo gunstig mogelijke voorwaarden worden gecreëerd voor het gebruik en de ontwikkeling van een bepaald gebied. Het college dient een belangenafweging te maken tussen alle betrokken ruimtelijk relevante belangen en dient aan de hand van die belangenafweging vast te stellen wat hij een goede ruimtelijke ordening vindt: welke ruimtelijk relevante belangen hij wil behartigen ten behoeve van een goed woon-, leef- of verblijfsklimaat.
8.5
Uit vaste rechtspraak van de ABRvS blijkt dat bij een onderzoek naar de geluidbelasting in het kader van de goede ruimtelijke ordening, dient te worden uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. [22] Gelet daarop heeft het college in redelijkheid kunnen besluiten dat bij een onderzoek naar de geluidsbelasting moet worden uitgegaan van de aan de horeca-inrichting op de begane grond verleende omgevingsvergunning van 16 februari 2022. In die omgevingsvergunning is met toepassing van de kruimelgevallenregeling toestemming verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan in die zin dat toestemming is verleend voor het gebruiken van het café als ‘horeca tot en met categorie 3’ en de zalen als ‘horeca tot en met categorie 1’. Uit die overgelegde omgevingsvergunning blijkt dat met die begrippen wordt aangesloten bij de definities van die begrippen uit [bestemmingsplan] . [23]
8.6
Het college heeft in het bestreden besluit – met verwijzing naar een notitie geluid van de omgevingsdienst van 12 augustus 2022 (hierna: notitie) – onderbouwd gemotiveerd dat onaanvaardbare geluidsoverlast voor de toekomstige bewoners van de appartementen redelijkerwijs niet kan worden uitgesloten en dat de goede ruimtelijke ordening daarom niet kan worden gegarandeerd. Gelet daarop heeft het college de omgevingsvergunning naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs kunnen weigeren. Op basis van de notitie geluid heeft het college kunnen oordelen dat eiseres door middel van de akoestische rapporten van Kupers & Niggebrugge BV van 16 maart 2022 en 21 juli 2022 onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de toekomstige bewoners geen onaanvaardbare geluidsoverlast zullen ervaren. In het rapport van 16 maart 2022 is vastgesteld welke equivalente muziekgeluidniveaus bij weergave van muziek met het standaard popmuziekcentrum binnen het café toelaatbaar zijn en waarbinnen nog steeds wordt voldaan aan artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. In het rapport van 21 juli 2022 is dit ook vastgesteld ten aanzien van de zalen. In de notitie heeft een geluidsdeskundige van de omgevingsdienst deze rapporten beoordeeld en is de geluidsdeskundige tot de conclusie gekomen dat in de rapporten niet wordt vastgesteld of de feitelijke exploitatie van de horeca-inrichting aansluit op die toelaatbare muziekgeluidniveaus. De rechtbank leest in de rapporten ook niet dat dit is vastgesteld. De geluidsdeskundige acht deze muziekgeluidniveaus niet toereikend voor de aanwezige skihut en feestzalen met live muziek.
8.7
Omdat het college redelijkerwijs heeft kunnen besluiten tot weigering van de omgevingsvergunning vanwege het niet voldoen aan het criterium van een goede ruimtelijke ordening, heeft het college ook redelijkerwijs niet hoeven beoordelen of toestemming kon worden verleend voor de afwijking van de parkeernorm uit het Paraplubestemmingsplan parkeren – deel 1.
9. Is het bestreden besluit in strijd met het gelijkheidsbeginsel?
9.1
Eiseres heeft aan het voorgaande toegevoegd dat het college de omgevingsvergunning in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft geweigerd, omdat uit een uitspraak van de ABRvS van 3 mei 2023 [24] blijkt dat in een vergelijkbaar geval wel is geoordeeld dat het initiatief in overeenstemming was met een goede ruimtelijke ordening.
9.2
Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel is vereist dat sprake is van juridisch relevante gelijke gevallen die op ongelijke wijze worden behandeld. Naar het oordeel van de rechtbank schrijft het college in het verweerschrift terecht dat de zaak uit de uitspraak van 3 mei 2023 geen juridisch relevant gelijk geval is, omdat daar sprake was van naburige woningen en niet bovenliggende woningen. De rechtbank heeft daar ook bij in aanmerking genomen dat die uitspraak zag op een andere locatie en dat ten aanzien van iedere locatie aan de hand van de specifieke feiten en omstandigheden van die locatie moet worden beoordeeld of kan worden voldaan aan een goede ruimtelijke ordening.
10. Conclusie
10.1
De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
10.2
Omdat de rechtbank toepassing heeft gegeven aan artikel 6:22 van de Awb, ziet de rechtbank aanleiding om het college op te dragen het griffierecht aan eiseres te vergoeden.
10.3
De rechtbank zal het college daarnaast veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde per punt van € 837, en wegingsfactor 1).

De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 18 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 7:11, tweede lid, van de Awb
Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
het bouwen van een bouwwerk,
het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
Artikel 2.10, eerste lid, onder c, van de Wabo
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien: de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12.
Artikel 2.10, tweede lid, van de WaboIn gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of,
in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 2.7 van het Bor
Als categorieën gevallen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet worden aangewezen de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II.
Artikel 4, aanhef en onderdeel 9, bijlage II bij het Bor
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking: het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen.
[bestemmingsplan]
Artikel 5.2.1, onder c, van de planregels
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.
Paraplubestemmingsplan wonen Geertruidenberg
Artikel 2.1 van de planregels
Met dit plan worden alle bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen, die op het moment van inwerkingtreding van dit plan zijn vastgesteld, herzien op de wijze zoals beschreven in Hoofdstuk 2. Voor het overige blijven de vigerende bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen onverminderd en ongewijzigd van toepassing.
Artikel 2.2 van de planregels
De in artikel 1.3 tot en met 1.8 opgenomen begrippen worden in alle onderliggende plannen als bedoeld in artikel 2.1 van toepassing verklaard. Voor zover een begrip reeds in een onderliggend bestemmingsplan, wijzigingsplan of uitwerkingsplan voorkomt, wordt dit vervangen door de begripsbepaling in dit plan.
Artikel 3.1.2, onder a, van de planregels
Daar waar in de in artikel 2.1 bedoelde ruimtelijke plannen conform een bestemmingsomschrijving 'wonen' is toegestaan, worden de gebruiksregels als volgt aangevuld woningsplitsing is niet toegestaan.
Paraplubestemmingsplan Parkeren
Artikel 4.2.2 van de planregels
Een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. De toename van de parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de beleidsregels "Parkeren doen we zo!". Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
2.Artikel 5.2.1, onder c, van de planregels.
3.ABRvS 6 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1789, r.o. 2.
4.Artikel 7:1 in samenhang met artikel 8:1 van de Awb.
5.ABRvS 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:734, r.o. 5.1.
6.ABRvS 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2787, r.o. 5.1.
7.Artikel 1:2, tweede lid, van de Awb en ABRvS 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2816, r.o. 3.3.
8.Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo.
9.Artikel 2.10, eerste lid, onder c en tweede lid, in samenhang met artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
10.ABRvS 10 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1226.
11.ABRvS 16 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3046 en ABRvS 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:192.
12.ABRvS 28 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:39882.
13.ABRvS 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2189, r.o. 14.2.
14.Artikel 5.1, onder a, van de planregels.
15.Artikel 5.2.1, onder c, van de planregels.
16.ABRvS 10 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1226, r.o. 2.3.
17.Zie ook: ABRvS 3 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2249, r.o. 3.6.
18.Artikel 2.1 en 2.2. van Paraplubestemmingsplan wonen Geertruidenberg.
19.Artikel 4.1.2. van Paraplubestemmingsplan parkeren – deel 1.
20.ABRvS 3 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1742.
21.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo.
22.ABRvS 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2117, r.o. 6.3.
23.Artikel 1 van de [bestemmingsplan] .
24.ABRvS 3 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1742.