ECLI:NL:RBZWB:2023:9076

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4152
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor huurkosten door Orionis Walcheren

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van de huur van een verhuisbus en de eerste huur en borg. Het primaire besluit van Orionis, dat deze aanvraag gedeeltelijk afwees, werd door eiseres bestreden. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen gebruik kon maken van een voorliggende voorziening, in dit geval een lening bij de kredietbank. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat de kredietbank als voorliggende voorziening niet passend of toereikend was. Eiseres had geen poging gedaan om een krediet te verkrijgen en had niet onderbouwd dat zij in financiële nood verkeerde. De rechtbank concludeerde dat Orionis de aanvraag om bijzondere bijstand terecht had afgewezen, omdat er een voorliggende voorziening beschikbaar was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de zaak afgesloten zonder inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van de afwijzing op andere gronden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4152 PW

uitspraak van 15 december 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen,
en

het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

Met het besluit van 24 maart 2022 (primair besluit) heeft Orionis een aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor de kosten van de huur van een verhuisbus en eerste huur en borg afgewezen, voor zover het gaat om de kosten van eerste huur en borg.
In het besluit van 20 juli 2022 (bestreden besluit) heeft Orionis de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 31 oktober 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Orionis werd vertegenwoordigd door [naam] .

OverwegingenRelevante feiten en omstandigheden

1. Eiseres stond vanaf 22 september 2015 ingeschreven in de gemeente Middelburg. Met ingang van 18 april 2021 ontving zij een bijstandsuitkering van Orionis.
Volgens de Basisregistratie persoonsgegevens (Brp) woont eiseres vanaf 1 april 2022 op het adres de [adres] te [plaats] .
Eiseres heeft op 14 maart 2022 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van de huur van een verhuisbus, en eerste huur (€ 440,- inclusief gas, stroom, water, tv en internet) en borg (nog eens € 440,-). Deze aanvraag heeft geleid tot de onder het procesverloop weergegeven besluitvorming.
Standpunt Orionis
2. Volgens Orionis heeft eiseres geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van eerste huur en borg, omdat het daarbij niet gaat om uit bijzondere individuele omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten in de zin van artikel 35 van de Participatiewet. Orionis stelt dat een lening bij een kredietbank een reële optie was om te kunnen voorzien in deze kosten, en dat deze mogelijkheid in dit geval een voorliggende voorziening vormt.
Standpunt eiseres
3. Volgens eiseres is haar aanvraag ten onrechte afgewezen, voor zover het gaat om haar kosten van eerste huur en borg. Zij stelt dat zij niet kon reserveren voor deze kosten, omdat zij vanaf 19 april 2021 een bijstandsuitkering ontving ter hoogte van 50% van de bijstandsnorm. Eiseres stelt verder dat zij in april 2021 is gescheiden, en dat zij tot 1 april 2022 dakloos was. Volgens eiseres had haar aanvraag moeten worden beoordeeld op grond van het buitenwettelijk begunstigend beleid van het college.
Wettelijk kader
4. In artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald wanneer recht op bijzondere bijstand bestaat.
Op grond van artikel 15, eerste lid, eerste volzin, van de Participatiewet bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.
Relevante rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep
5. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3157) volgt dat de kosten voor de eerste maand huur tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan behoren. Deze kosten dienen in beginsel te worden betaald uit het inkomen of de uitkering van eiseres, dit kan door middel van reservering of door gespreide betaling achteraf. Slechts als sprake is van bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Van bijzondere omstandigheden is bijvoorbeeld sprake indien iemand om medische redenen moet verhuizen of indien iemand vanwege sociale redenen met spoed moet verhuizen, zonder dat een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening.
6. Volgens eveneens vaste rechtspraak van de CRvB kan kredietverlening door de kredietbank worden aangemerkt als een voorliggende voorziening. Het ligt op de weg van de aanvrager om aannemelijk te maken dat een voorliggende voorziening niet passend of toereikend is (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2226).
Beoordeling door de rechtbank
7. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat de kredietbank als voorliggende voorziening niet passend of toereikend is. Zij heeft blijkens de dossierstukken namelijk geen poging gedaan om een krediet te verkrijgen, en heeft ook niet middels objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd dat zij schulden had en dat het aanvragen van een lening bij de kredietbank bij voorbaat zinloos was. Dit had zij eerst moeten doen, voordat zij een aanvraag om bijzondere bijstand kon indienen.
8. Eiseres heeft in de bezwaarfase aangevoerd dat zij na het nemen van het primaire besluit direct contact heeft opgenomen met de kredietbank Walcheren, maar dat haar te kennen is gegeven dat enkel aanvragen van personen die binnen het werkgebied wonen in behandeling worden genomen. De rechtbank overweegt hierover dat eiseres blijkens de dossierstukken pas op 8 april 2022 een lening heeft aangevraagd, en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat een lening ook geweigerd had kunnen worden op genoemde grond als deze voorafgaand aan het primaire besluit van 24 maart 2022 was aangevraagd. Overigens is ook niet gebleken dat eiseres een poging heeft gedaan om bij de kredietbank van gemeente [plaats] een lening aan te vragen.
9. Omdat niet kan worden vastgesteld dat eiseres voor de gevraagde kosten geen beroep heeft kunnen doen op de kredietmogelijkheid bij de kredietbank, stond niet vast dat voor haar geen passende en toereikende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet aanwezig was om in de gevraagde kosten te voorzien. Orionis heeft de aanvraag om bijzondere bijstand dan ook terecht afgewezen op de grond dat er voor deze kosten een voorliggende voorziening aanwezig was.
10. Aan een beoordeling in het kader van artikel 35 van de Participatiewet wordt, gelet op vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 9 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1861), in dat geval niet toegekomen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de vraag of eiseres recht heeft op bijzondere bijstand. Voor het bespreken van de andere afwijzingsgrond, namelijk het ontbreken van een uit bijzondere individuele omstandigheden voortvloeiende noodzaak voor de betrokken kosten, bestaat dan ook geen aanleiding meer. De rechtbank gaat ook niet meer in op wat eiseres aanvoert over het buitenwettelijk begunstigend beleid van Orionis.
Conclusie
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat Orionis de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand mocht afwijzen, voor zover het gaat om de kosten van eerste huur en borg. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 15 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.