ECLI:NL:CRVB:2017:1861
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten van vrijwillig budgetbeheer en toetsing aan voorliggende voorziening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante, die sinds 1 augustus 2003 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van vrijwillig budgetbeheer door de Stichting SchuldenVrije Toekomst (SVT). Het college van burgemeester en wethouders van Heerlen heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de Kredietbank Limburg (KBL) als een voorliggende voorziening werd aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de KBL een passende en toereikende voorliggende voorziening biedt, die kosteloos wordt aangeboden door de gemeente. Appellante heeft niet kunnen aantonen dat deze voorziening niet toereikend of passend is, ondanks haar argumenten over haar persoonlijke omstandigheden en de noodzaak van een vertrouwensband met haar budgetbeheerder. De Raad heeft benadrukt dat het aan de aanvrager is om te bewijzen dat de voorliggende voorziening niet voldoet aan haar behoeften.
De Raad heeft ook geoordeeld dat appellante voldoende keuzevrijheid heeft, ondanks dat de kosten voor budgetbeheer niet vergoed worden vanuit de bijzondere bijstand. De beroepsgrond dat er ongelijkheid bestaat in de uitvoering van de WWB door verschillende gemeenten werd eveneens verworpen. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om bijzondere bijstand toe te kennen, gezien het bestaan van een toereikende voorliggende voorziening. Het hoger beroep van appellante is dan ook afgewezen en de eerdere uitspraak is bevestigd.