ECLI:NL:RBZWB:2023:8976

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3922
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing bijzondere bijstand voor voedingssupplementen en behandeltraject

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers, dat op 4 juli 2022 is genomen. Eiseres verzoekt om bijzondere bijstand voor de kosten van voedingssupplementen en een behandeltraject bij een specifiek behandelcentrum. De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 behandeld, waarbij eiseres via digitale beeldverbinding aanwezig was, samen met haar gemachtigde en familieleden. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de ingediende beroepsgronden en de relevante wet- en regelgeving.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in het verleden aanvragen heeft ingediend voor bijzondere bijstand, die deels zijn afgewezen. Baanbrekers heeft in het bestreden besluit gesteld dat de kosten voor de voedingssupplementen en het behandeltraject niet noodzakelijk zijn, omdat reguliere zorg beschikbaar is. Eiseres heeft echter betoogd dat er geen passende reguliere zorg voor haar is en dat de voedingssupplementen medisch noodzakelijk zijn. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres in overweging genomen, evenals de medische adviezen die zij heeft overgelegd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er zeer dringende redenen zijn om eiseres bijzondere bijstand te verlenen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en Baanbrekers opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is Baanbrekers veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3922 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.C. Rovers),
en
het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers( Baanbrekers ), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 4 juli 2022 (bestreden besluit).
Baanbrekers heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres via digitale beeldverbinding, gemachtigde van eiseres en haar kantoorgenoot mr. drs. A.H.J. de Kort, de heer [naam 1] de stiefvader van eiseres), mevrouw [naam 2] (de moeder van eiseres) en namens Baanbrekers [naam 3]

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen het besluit van Baanbrekers
over de afwijzing van haar aanvragen om bijzondere bijstand voor de kosten van voedingssupplementen en het behandeltraject bij [behandelcentrum] . De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.1
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
2. Op 9 september 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van voedingssupplementen.
Met het besluit van 15 oktober 2020 (primair besluit I) heeft Baanbrekers de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand afgewezen, omdat de kosten niet noodzakelijk zijn. Uit coulance heeft Baanbrekers wel bijzondere bijstand toegekend in de vorm van een geldlening voor de periode van 1 november 2020 tot en met 31 december 2020 van € 92,- per maand.
Op 30 juli 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van het behandeltraject bij [behandelcentrum] .
Met het besluit van 15 oktober 2020 (primair besluit II) heeft Baanbrekers de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand afgewezen, omdat de zorgverzekering een passende en toereikende voorliggende voorziening is.
Eiseres heeft op 25 november 2020 bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten.
Met het bestreden besluit heeft Baanbrekers het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bestreden besluit
3. Baanbrekers heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het bezwaarschrift van eiseres terecht gedeeltelijk gegrond is verklaard voor wat betreft de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van voedingssupplementen. Voor wat betreft de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van het behandelingstraject bij [behandelcentrum] stelt Baanbrekers dat het bezwaarschrift van eiseres terecht ongegrond is verklaard.
3.1
Met betrekking tot het behandelingstraject bij [behandelcentrum] stelt Baanbrekers zich op het standpunt dat de kosten niet noodzakelijk zijn. Eiseres kan zich laten behandelen via regulier medische zorg. Hiervoor dient zij een beroep te doen op een voorliggende voorziening, namelijk de Zorgverzekeringswet (Zvw).
3.2
Baanbrekers stelt dat voedingssupplementen niet tot het zorgpakket van de wettelijke ziektekostenverzekeringen Wet langdurige zorg (Wlz) en de Zvw behoren en daardoor niet als voorliggende, toereikende en passende voorziening kunnen worden aangemerkt. Om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen, moeten de voedingssupplementen medisch noodzakelijk zijn. Uit het rapport van de [stichting] volgt dat geen medische indicatie bestaat voor het gebruik van de voedingssupplementen. Ook heeft de arts [naam 4] een negatief medisch advies gegeven voor de verstrekking van bijzondere bijstand voor de kosten van de voedingssupplementen. Baanbrekers overweegt dat met het besluit van 23 maart 2020 ten onrechte bijzondere bijstand aan eiseres is verstrekt voor de kosten van voedingssupplementen. Hiermee is mogelijk de verwachting gecreëerd dat eiseres voor deze kosten recht heeft op bijzondere bijstand. Naar aanleiding hiervan heeft Baanbrekers ervoor gekozen om uit coulance bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening te blijven verstrekken voor de kosten van de voedingssupplementen voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2022 ter hoogte van € 92,- per maand. Eiseres zou tot dan voldoende tijd hebben om ondersteuning te zoeken in de reguliere zorg.
3.3
Ten slotte is Baanbrekers van mening dat geen dringende redenen aanwezig zijn bij eiseres op grond waarvan alsnog bijzondere bijstand moet worden verstrekt.
Beroepsgronden
4. Eiseres is van mening dat er in haar geval geen passende en toereikende voorliggende voorziening aanwezig is en er zeer dringende redenen aanwezig zijn waardoor tot toekenning van de aanvragen om bijzondere bijstand voor de kosten van de voedingssupplementen en het behandeltraject bij [behandelcentrum] dient te worden overgegaan. Hierbij verwijst eiseres naar het sociaal-medisch advies waaruit voortvloeit dat de arts in overweging geeft om in de specifieke situatie van eiseres voor de duur van 12 maanden de behandeling van het [behandelcentrum] en de voedingssupplementen te vergoeden.
4.1
Ook stelt eiseres dat Baanbrekers weliswaar uit coulance is meegegaan in het advies van de arts om bijzondere bijstand te verstrekken voor een periode van 12 maanden voor de voedingssupplementen, maar dat geen passende reguliere zorg voor haar bestaat. De voedingssupplementen zijn op basis van literatuur bewezen effectief waardoor wel degelijk sprake is van een medische noodzaak. Verder is aan eiseres bij besluit van 23 maart 2020 bijzondere bijstand verstrekt voor voedingssupplementen waardoor zij er op mocht vertrouwen dat aan haar bijzondere bijstand zou worden verleend. Eiseres stelt dat het niet toekennen van de bijzondere bijstand getuigt van een kennelijke hardheid die onredelijk en onevenredig is, zoals bedoeld in artikel 3:4, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze belangenafweging is bovendien onvoldoende in het bestreden besluit naar voren gekomen en daardoor is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
4.2
Eiseres heeft nog betoogd dat zij wel op zoek is geweest naar passende behandelmogelijkheden binnen de reguliere zorg en dat zij heeft gesproken met twee internisten. Eén internist ( [internist] ) stelt dat er voor eiseres geen reguliere behandeling bestaat en dat zij veel baat heeft bij haar voedingssupplementen. Ook heeft eiseres in de afgelopen 21 jaar zeer veel behandelingen geprobeerd binnen de reguliere zorg waarvan geen enkele behandelmethode heeft geholpen. Ten slotte stelt eiseres nog dat sprake is van zeer dringende redenen om tot bijzondere bijstandverlening over te gaan, zeker gelet op de nieuwe lijn in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB).
Oordeel van de rechtbank
5. In deze procedure is in geschil de gevraagde bijzondere bijstand voor het behandeltraject bij [behandelcentrum] (alternatieve geneeswijze) en de voedingssupplementen.
Alternatieve geneeswijze
6. Artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet bepaalt dat geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
6.1
De rechtbank overweegt allereerst dat de Wlz en de Zvw in beginsel als aan de Participatiewet voorliggende, toereikende en passende voorzieningen worden beschouwd. Tussen partijen is niet in geschil dat de kosten van de alternatieve geneeswijze niet worden vergoed in de Wlz en Zvw. In de Zvw en het daarop gebaseerde Besluit zorgverzekering is een bewuste beslissing genomen over de noodzaak van het vergoeden van de kosten van alternatieve geneeskundige behandelingen. Artikel 15, tweede volzin, van de Participatiewet staat daarom in beginsel aan bijstandsverlening in de weg.
Voedingssupplementen
7. Volgens vaste rechtspraak behoren de kosten van voedingssupplementen niet tot het zorgpakket van de Zvw en Wlz. [1] Deze wetten kunnen met betrekking tot deze kosten dus niet als een aan de Participatiewet voorliggende voorziening worden aangemerkt.
7.1
Het is eveneens vaste rechtspraak van de CRvB dat bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet beoordeeld dient te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. [2]
7.2
Niet in geschil is dat de kosten, waarvoor eiseres bijzondere bijstand heeft aangevraagd, zich voordoen. De rechtbank is van oordeel, in lijn met de CRvB [3] , dat de noodzaak van het gebruik van voedingssupplementen in objectief medische zin niet is gebleken. De medisch adviseur van Baanbrekers ( [stichting] ) heeft in zijn rapport aangegeven dat geen medische indicatie voor voedingssupplementen en behandeling bij [behandelcentrum] bestaat. Daarnaast is geen wetenschappelijke basis kenbaar binnen de reguliere zorg. De rechtbank is daarom van oordeel dat Baanbrekers zich terecht op het standpunt stelt dat er geen sprake is van noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 35 van de Participatiewet, zodat er in beginsel ook geen bijzondere bijstand kan worden verleend voor deze kosten.
Dringende redenen
8. Artikel 16, eerste lid, van Participatiewet biedt de mogelijkheid om in afwijking van artikel 15 en artikel 35 van de Participatiewet bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Daarvoor dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen. Van een acute noodsituatie is in ieder geval sprake als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn, maar is niet tot die situaties beperkt. Ook in andere gevallen kan sprake zijn van een acute noodsituatie. Bij de beoordeling of een acute noodsituatie zich voordoet zal moeten worden meegewogen of het niet-verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name voor diens gezondheid. Daarbij is verder van belang dat de wetgever bij het begrip ‘zeer dringende redenen’ heeft gedacht aan een extreme situatie en nadrukkelijk niet heeft beoogd een algemene ontsnappingsclausule te bieden. Daarom moet het gaan om een schrijnende situatie waarvan het evident is dat weigering van bijstand zonder meer onaanvaardbaar is. [4]
8.1
Omdat artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet een uitzondering is op de hoofdregels van artikel 15 en artikel 35 van de Participatiewet moet eiseres aannemelijk maken dat zij in een acute noodsituatie, zoals uitgelegd onder rechtsoverweging 8, verkeert. Zij is daarin naar het oordeel van de rechtbank geslaagd.
8.2
Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat in haar geval sprake is van zeer dringende redenen zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet onder meer de volgende medische informatie verstrekt.
8.2.1
Arts [naam 4] heeft in het sociaal-medisch advies van 16 december 2021 onder andere het volgende geschreven:
“De prognose van het beeld is onzeker. Zonder (behandel)ondersteuning leidt dit beeld tot een toename van de beperkingen en belemmeringen. Het beperkte energieniveau en klachtenbeeld verlagen de draagkracht in die mate, dat betrokkene als alleenstaand ouder vrijwel altijd meer energie moet inzetten dan zij beschikbaar heeft.”
“Ik stel vanuit mijn onderzoek vast dat het acuut wegvallen van deze behandeling het functioneren van betrokkene op zijn minst tijdelijk tot een lager dan het nu al lage niveau van functioneren zal doen afnemen. Dat is medisch (en maatschappelijk) gezien ongewenst. Schakelen naar de reguliere zorg is nodig om dit te voorkomen en betrokkene heeft daar met haar huisarts al een eerste stap voor gezet.”
8.2.2
[internist] heeft in het specialistenbericht van
11 oktober 2023 het volgende geschreven:
“Uw patiënte, [eiseres] zag ik op de polikliniek. Voor uitgebreide correspondentie zou ik willen volstaan door te verwijzen naar mijn brief dd 5-10-2022! Samenvattend is er sprake van een 46 jarige vrouw met myalgische encefalitis (ME) waarvoor er geen reguliere behandeling bestaat die veel baat heeft bij supplementen.”
8.3
Op basis van de medische informatie is het naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat de gevolgen van de ziekte van eiseres voor haar gezondheid zodanig zullen verergeren bij het niet slikken van de voedingssupplementen en het uitblijven van de alternatieve behandeling, dat een schrijnende situatie ontstaat waarvan het evident is dat weigering van bijstand zonder meer onaanvaardbaar is. Daarbij is van betekenis dat eiseres op dit moment al wordt geconfronteerd met toenemende beperkingen in haar dagelijks leven. De rechtbank neemt in overweging dat het advies van arts [naam 4] veronderstelt dat inbedding in de reguliere zorg mogelijk is. Eiseres heeft zeer veel behandelingen binnen de reguliere en niet-reguliere zorg ondergaan (o.a. fysiotherapie, ergotherapie, oefentherapie en cognitieve gedragstherapie), maar zonder dat deze behandelingen hebben geholpen. Daarnaast heeft eiseres ter zitting aangegeven dat haar klachten verergerden op het moment dat zij stopte met het slikken van de voedingssupplementen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres hiermee voldoende onderbouwd dat de reguliere zorg voor haar geen uitkomst biedt. Het is daardoor aannemelijk dat de behoeftige omstandigheden waarin eiseres verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is.
8.4
In dit geval is naar het oordeel van de rechtbank sprake van zeer dringende redenen om bijstand te verlenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet. Dit betekent dat Baanbrekers bevoegd was om in afwijking van artikel 15 en artikel 35 van de Participatiewet aan eiseres bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten van voedingssupplementen en de alternatieve geneeswijze. Baanbrekers had in dit geval een belangenafweging moeten maken.
8.5
De rechtbank overweegt dat uit het bestreden besluit niet blijkt van een belangenafweging, zodat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft.

Conclusie en gevolgen

9. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen voor zover daarbij de afwijzing van de bijzondere bijstand voor de voedingssupplementen en de alternatieve geneeswijze is gehandhaafd.
9.1
Vervolgens moet worden bezien tot welk vervolg dit leidt. Het is niet mogelijk om de rechtsgevolgen van vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien. Baanbrekers zal een belangenafweging moeten maken of in het geval van eiseres kan worden overgegaan tot toekenning van de bijzondere bijstand voor de kosten van voedingssupplementen en de alternatieve geneeswijze. Baanbrekers zal daarom worden opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak.
9.2
De rechtbank ziet verder aanleiding om te bepalen dat Baanbrekers aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt Baanbrekers in de door eiseres gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 837,- per punt en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij de afwijzing van de bijzondere bijstand voor de kosten van voedingssupplementen en de alternatieve geneeswijze is gehandhaafd;
  • draagt Baanbrekers in zoverre op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat Baanbrekers eiseres het griffierecht van € 50,- vergoedt;
  • veroordeelt Baanbrekers in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier op 14 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Participatiewet
Artikel 15, eerste lid
Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
Artikel 16, eerste lid
Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
Artikel 35, eerste lid
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Beleidsregels bijzondere bijstand 2019
Artikel 5:1:1
1. De Zvw, Wlz, Wmo en vergelijkbare regelingen zijn passende en toereikende voorliggende voorzieningen. Kosten die onder deze regelingen vallen, maar waarvoor geen (volledige) vergoeding wordt gegeven, komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.
2. In afwijking van het vorige lid is bijzondere bijstand mogelijk in de wettelijke eigen bijdrage Zvw, Wlz en Wmo als deze op besparingen is gebaseerd en niet vergoed wordt via de Gemeentepolis.
3. Belanghebbenden kunnen door deelname aan de Gemeentepolis VGZ en CZ kiezen voor een aanvullende verzekering voor medische kosten. In de premie kan in de vorm van bijzondere bijstand een tegemoetkoming worden verstrekt.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 13 juni 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AX9121.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 5 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:850.
3.Vergelijk de uitspraak van de CRvB van 17 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:865.
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 13 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:985.