ECLI:NL:RBZWB:2023:8944

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
AWB-21_4825
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslag forensenbelasting voor een gemeubileerde woning in Schouwen-Duiveland

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2020 beoordeeld. De heffingsambtenaar had een aanslag van € 1.432,92 opgelegd voor de gemeubileerde woning aan [adres 1] te [plaats 1]. De belanghebbende, die sinds 29 december 2018 op [adres 1] staat ingeschreven, heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft op 15 november 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als de gemachtigde mr. Konings aanwezig waren, evenals de inspecteurs van de heffingsambtenaar.

De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar terecht de aanslag heeft opgelegd. De heffingsambtenaar heeft aangetoond dat de belanghebbende in 2020 niet haar hoofdverblijf had in de gemeente Schouwen-Duiveland, maar in [plaats 2]. De rechtbank oordeelt dat de verklaring van mr. Bartels, die in een eerdere procedure over 2019 werd afgelegd, niet namens de belanghebbende is gedaan en daarom buiten beschouwing wordt gelaten. De rechtbank stelt vast dat de belanghebbende de woning aan [adres 1] regelmatig verhuurde en dat haar uitgavenpatroon en het energieverbruik niet wijzen op permanente bewoning.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag forensenbelasting wordt gehandhaafd. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/4825

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , belanghebbende,

(gemachtigde [gemachtigde] , verbonden aan DAS Rechtsbijstand),
en

de heffingsambtenaar van Schouwen-Duiveland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 29 september 2021.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende over het jaar 2020 een aanslag forensenbelasting opgelegd tot een bedrag van € 1.432,92 voor het ter beschikking hebben van de gemeubileerde woning [adres 1] te [plaats 1] naar een heffingsgrondslag van € 428.000.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende en mr. Konings. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . De rechtbank heeft het onderzoek gesloten. Belanghebbende heeft vervolgens een brief gestuurd. De rechtbank ziet in de inhoud van die brief geen reden het onderzoek in de zaak voor het jaar 2020 te heropenen.

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van de gemeubileerde woningen aan de [adres 1] en [adres 2] te [plaats 1] . Zij staat sinds 29 december 2018 op [adres 1] ingeschreven in de basisregistratie personen. [adres 2] is ter beschikking voor de verhuur. De aanslag forensenbelasting is opgelegd voor de woning aan de [adres 1] (de woning).
2.1.
Mr. D.A.N. Bartels heeft op naam van belanghebbende een bezwaar- en beroepsprocedure gevoerd over de forensenbelasting voor het belastingjaar 2019.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een aanslag forensenbelasting voor de woning [adres 1] te [plaats 1] heeft opgelegd voor het jaar 2020.
4. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de aanslag forensenbelasting terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader van de rechtbank
5. De gemeente Schouwen-Duiveland heft forensenbelasting van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan negentig dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden (artikel 2, eerste lid, van de Verordening forensenbelasting Schouwen-Duiveland 2020 (hierna: de Verordening)) en het gelijkluidende artikel 223, eerste lid, van de Gemeentewet. Het derde lid van dat artikel bepaalt dat naar de omstandigheden wordt beoordeeld of iemand in de bewuste gemeente hoofdverblijf heeft. De inschrijving in de basisadministratie personen is dan ook niet bepalend. In beginsel rust op de heffingsambtenaar de last aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden van het belastbare feit wordt voldaan, zij het dat onder omstandigheden een belanghebbende de meeste gerede partij is om aannemelijk te maken waar hij het hoofdverblijf heeft [1] .
Heeft belanghebbende haar hoofdverblijf buiten Schouwen-Duiveland?
6. De heffingsambtenaar heeft een brief overgelegd waarin mr. Bartels in de procedure over 2019 verklaart dat belanghebbende in 2020 in [plaats 2] woonde aan de [woonadres] te [plaats 2] . Ter zitting heeft belanghebbende uitdrukkelijk gesteld dat deze verklaring onjuist is, buiten haar om is gedaan en dat zij zelfs niet op de hoogte was van die procedure. Pas ter zitting heeft zij kennis genomen van de uitspraak van de rechtbank over 2019 [2] en zij heeft nimmer enig bedrag als vergoeding voor immateriële schade ontvangen. De rechtbank hecht geloof aan de uitdrukkelijke stelling van belanghebbende dat deze verklaring niet namens haar is gedaan en zal die voor het jaar 2020 buiten beschouwing laten.
7. De heffingsambtenaar heeft aangevoerd dat uit de aangifte toeristenbelasting (349 overnachtingen in 2020 voor de woning [adres 1] ) en de bankafschrijvingen van belanghebbende, blijkt dat zij de woning meerdere keren per jaar heeft verhuurd en er om die reden geen sprake is van permanente eigen bewoning van [adres 1] . Bij een bezoek van twee taxateurs in 2019 bleek ook dat de woning verhuurd was zonder gebruik door belanghebbende. Daarnaast heeft de heffingsambtenaar gesteld dat belanghebbende voor haar werk veelal vanaf het adres van haar man in [plaats 2] naar [plaats 3] vertrekt en daar na afloop weer terugkeert en dat zij de hond tijdens haar meerdaagse afwezigheid bij haar man achterlaat. Verder stelt de heffingsambtenaar dat uit de bankafschriften van belanghebbende blijkt dat zij vooral in het hoogseizoen geringe en korte bezoeken brengt aan de woning in [plaats 1] en dat zij veel aankopen voor levensonderhoud in de regio [plaats 2] heeft gedaan.
8. Belanghebbende heeft gesteld dat zij een latrelatie heeft met haar man. Verder heeft zij verklaard dat zij veel boodschappen doet bij winkels in [plaats 1] en dat dit ook blijkt uit de bankafschrijvingen. Ter zitting heeft belanghebbende bevestigd dat zij de woning aan de [adres 1] regelmatig heeft verhuurd. Zij voert aan dat dit met haar privésituatie te combineren is, omdat zij voor haar werk veel afwezig is en anderen dan van die woning gebruik kunnen maken. Daarnaast heeft zij verklaard dat het energie- en waterverbruik voor [adres 1] past bij permanente bewoning.
9. De rechtbank constateert dat het uitgavenpatroon zoals dat blijkt uit de bankafschrijvingen geen eenduidig beeld laat zien voor wat betreft de plaats waar belanghebbende in 2020 haar dagelijkse boodschappen heeft gedaan. Het verbruik van energie en water wijst evenmin eenduidig naar de woning aan de [adres 1] , rekening houdend met het feit dat deze woning ook regelmatig is verhuurd; daarbij merkt de rechtbank wel op dat de nota’s voor het verbruik geadresseerd zijn aan belanghebbende op het adres in [plaats 2] . Voor wat betreft haar binding buiten Schouwen-Duiveland constateert de rechtbank dat de echtgenoot van belanghebbende in [plaats 2] woont, dat zij daar veel aanwezig is, zeker als vertrek- of aankomstplaats in het kader van haar beroepsmatige werkzaamheden vanaf [plaats 3] . Daarnaast heeft zij haar woning meer dan incidenteel verhuurd aan derden zodat deze woning niet geldt als haar permanente verblijf. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is dat zij niet in de gemeente Schouwen-Duiveland haar hoofdverblijf heeft en daarom forensenbelasting verschuldigd is.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de aanslag forensenbelasting terecht is opgelegd en gehandhaafd blijft.
10.1.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende haar griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van W.M.C. Oomen, griffier, op 27 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.zie de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 23 juli 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2354
2.zie de uitspraak van 29 maart 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1829.