ECLI:NL:RBZWB:2022:1829
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag forensenbelasting en schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
Op 29 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, alsook de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid). De zaak betreft een beroep tegen een aanslag forensenbelasting voor het jaar 2019, opgelegd door de heffingsambtenaar op 30 juni 2019. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 20 december 2019. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende erfpachter is van een gemeubileerde woning en dat zij sinds 29 december 2018 op dit adres staat ingeschreven. De kern van het geschil is of de heffingsambtenaar de aanslag forensenbelasting terecht heeft opgelegd. De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de belanghebbende niet haar hoofdverblijf had in de woning, maar dat deze verhuurd was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar kent de belanghebbende wel een schadevergoeding toe van € 1.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het geschil.
De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn voor behandeling van bezwaar en beroep twee jaar bedraagt, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. In dit geval is de termijn met afgerond negen maanden overschreden. Daarnaast wordt de Staat der Nederlanden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 541 en het griffierecht van € 48. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.