Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
ernstigeen
duurzameverstoorde arbeidsverhouding, zoals dat ook het geval was ingevolge het tot 1 juli 2015 geldende Ontslagbesluit. Blijkens de wetsgeschiedenis van de Wet Werk en Zekerheid gelden beide criteria in beginsel nog steeds en komen zij tot uitdrukking in de formulering “zodanig dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren” (
Kamerstukken II2013-2014, 33818, nr. 3, p. 46). De werkgever die verzoekt om ontbinding op de g-grond, dient aan te tonen in welke mate de arbeidsrelatie is verstoord en dat deze niet meer te herstellen is. Voor de werkgever geldt daarbij dat deze zich moet hebben ingespannen om de arbeidsverhouding te verbeteren. Ten slotte is ingevolge artikel 7:669 lid 1 BW voor de ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
Kamerstukken I2013-2014, 33 818, C, p. 91). [verzoeker] heeft voor deze grond verwezen naar de verstoorde arbeidsverhouding. Zoals reeds in het bovenstaande is geoordeeld, is niet gebleken van een ernstige en duurzame verstoorde arbeidsverhouding die voldoende grond oplevert voor een ontbinding op de g-grond. Dat levert daarom evenmin een grond op voor een ontbinding op de h-grond.
€ 132,00