In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslag leges voor een omgevingsvergunning beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Borsele had aan belanghebbende een aanslag leges van € 8.066,61 opgelegd in verband met de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden in strijd met een bestemmingsplan. Belanghebbende had op 18 juli 2020 een omgevingsvergunning aangevraagd, welke op 2 oktober 2020 werd verleend. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in beroep ging.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht de aanslag leges heeft opgelegd en dat deze niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank stelt vast dat de Legesverordening 2020 van de gemeente Borsele van toepassing is en dat belanghebbende op de hoogte was van de kosten die aan de aanvraag verbonden waren. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een onzorgvuldige voorbereiding van de aanslag en dat de heffingsambtenaar niet in strijd heeft gehandeld met het fair-play-beginsel. De rechtbank wijst erop dat de hoogte van de leges is gebaseerd op de bouwkosten, die door belanghebbende zelf zijn opgegeven.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag leges gehandhaafd blijft. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending.