ECLI:NL:RBZWB:2023:8496

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1304
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag leges voor omgevingsvergunning en strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslag leges voor een omgevingsvergunning beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Borsele had aan belanghebbende een aanslag leges van € 8.066,61 opgelegd in verband met de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden in strijd met een bestemmingsplan. Belanghebbende had op 18 juli 2020 een omgevingsvergunning aangevraagd, welke op 2 oktober 2020 werd verleend. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in beroep ging.

De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht de aanslag leges heeft opgelegd en dat deze niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank stelt vast dat de Legesverordening 2020 van de gemeente Borsele van toepassing is en dat belanghebbende op de hoogte was van de kosten die aan de aanvraag verbonden waren. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een onzorgvuldige voorbereiding van de aanslag en dat de heffingsambtenaar niet in strijd heeft gehandeld met het fair-play-beginsel. De rechtbank wijst erop dat de hoogte van de leges is gebaseerd op de bouwkosten, die door belanghebbende zelf zijn opgegeven.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag leges gehandhaafd blijft. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/1304

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. A.C.F. Berkhof),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Borsele, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 18 februari 2021.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag leges met [aanslagnummer] ten bedrage van € 8.066,61 opgelegd, in verband met het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende, de gemachtigde van belanghebbende, en [naam 1] en [naam 2] namens de heffingsambtenaar.

Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 18 juli 2020 een omgevingsvergunning aangevraagd op grond van de Wabo voor het uitbreiden van zijn woning aan de [adres] te [plaats] .
2.2.
Aan belanghebbende is een omgevingsvergunning verleend op zijn aanvraag voor ‘het (ver)bouwen van een bouwwerk’ en ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan’. De omgevingsvergunning is gedateerd 2 oktober 2020.
2.3.
Voor het in behandeling nemen van de aanvraag omgevingsvergunning heeft de heffingsambtenaar leges in rekening gebracht van € 8.066,61. Dit bedrag bestaat uit de volgende onderdelen:
- Bouwen € 3.990,79;
- Buitenplanse afwijking € 4.075,82.
2.4.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de aanslag leges gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of aan belanghebbende terecht een aanslag leges is opgelegd en of de aanslag niet op een te hoog bedrag is vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan belanghebbende terecht een aanslag leges opgelegd en is deze aanslag niet te hoog vastgesteld
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mag de heffingsambtenaar een aanslag leges opleggen?
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Legesverordening 2020 (de Verordening) van de gemeente Borsele van toepassing is op de door belanghebbende ingediende aanvraag om een omgevingsvergunning. Ter zitting heeft belanghebbende zijn stelling dat de geraamde baten van de legestarieven uitgaan boven de geraamde lasten ingetrokken.
4.2.
Onder de naam leges worden rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. [1] Leges worden aangemerkt als gemeentelijke belastingen. [2] Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst. [3]
4.3.
Vast staat dat belanghebbende op 18 juli 2020 een aanvraag voor een omgevingsvergunning heeft ingediend die in behandeling is genomen. Gelet hierop heeft het belastbaar feit in 2020 plaatsgevonden. De heffingsambtenaar mag een aanslag leges opleggen.
Is sprake geweest van een onzorgvuldige voorbereiding van de aanslag?
5.1.
Belanghebbende stelt dat sprake is van een onzorgvuldige voorbereiding van de aanslag en dat gehandeld is in strijd met het fair-play-beginsel. De gemeente had hem erop moeten wijzen dat hij voor de twee bouwprojecten (hoofd- en bijgebouw) afzonderlijke aanvragen moest indienen om een dubbele heffing te voorkomen.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat belanghebbende en zijn architect geruime tijd met het college in gesprek zijn geweest over de vergunning voor de verbouw van zijn woning. De heffingsambtenaar heeft onbetwist verklaard dat de bouwinspecteur van de gemeente erop heeft gewezen dat belanghebbende, naast de leges voor de activiteit bouwen, ook voor de buitenplanse afwijkingsmogelijkheid leges moet betalen. Het lag vervolgens op de weg van belanghebbende zelf om zich desgewenst te (laten) informeren over de aan de aanvraag verbonden kosten, alvorens die aanvraag in te dienen. Gezien de wijze waarop belanghebbende zelf de elementenberekening van de bouwkosten heeft gemaakt, mag daaruit worden afgeleid dat hij over voldoende kennis beschikte over bouwprojecten en de daarvoor te maken kosten en welbewust de keuze heeft gemaakt om niet twee, maar één aanvraag in te dienen voor één omgevingsvergunning. Daarop wijst ook de aftrek van 35% voor een vergunningsvrij deel die belanghebbende zelf op zijn kostenoverzicht in mindering heeft gebracht (zie ook 6.3). Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden gesteld dat de heffingsambtenaar bij het opleggen van de aanslag leges het fair-play-beginsel of het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden.
Is de aanslag leges te hoog vastgesteld?
6.1.
Belanghebbende stelt vervolgens dat uitgegaan moet worden van een splitsing van de bouwkosten van het hoofdgebouw en het bijgebouw. De kosten van het hoofdgebouw (€ 166.454,29) dienen als basis voor de aanslag leges voor het onderdeel ‘bouwen’ en de kosten van het bijgebouw (€ 53.028,69) voor het onderdeel ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan’. Hij vindt het niet terecht dat hij tweemaal over dezelfde, totale bouwkosten leges moet betalen.
6.2.
Vast staat dat belanghebbende een omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor de verbouw van zijn woning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, van de Wabo. Het project bestaat uit het bouwen van een bouwwerk [4] én ook het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan [5] . Dit betekent dat belanghebbende ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag niet alleen de op grond van onderdeel 2.3 juncto onderdeel 2.3.1.1 van de tarieventabel berekende leges voor het bouwen van een bouwwerk verschuldigd is, maar ook de op grond van onderdeel 2.3.3 van de tarieventabel berekende leges ter zake van het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, in dit geval bestaande uit een buitenplanse afwijking als bedoeld in onderdeel 2.3.3.2 van de tarieventabel. Dat de buitenplanse afwijking eerst na overleg in de aanvraagfase tot stand is gekomen maakt dit niet anders. De tarieven voor deze twee activiteiten zijn weliswaar gebaseerd op hetzelfde bedrag aan bouwkosten, maar dat maakt niet dat sprake is van dubbele heffing.
6.3.
Op de heffingsambtenaar rust de last te bewijzen dat de nota leges niet te hoog is vastgesteld. De hoogte van de leges is zowel onder 2.3.1.1 (bouwactiviteiten) als onder 2.3.3 (gebruiken van gronden of bouwwerken, buitenplanse afwijking) mede afhankelijk van de hoogte van de bouwkosten. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de door hem vastgestelde hoogte van de bouwkosten gewezen op het bedrag in de elementenbegroting die belanghebbende zelf in de aanvraagfase heeft ingediend. Daarin zijn de kosten voor het verbouwen van de woning van belanghebbende berekend op € 234.344 exclusief omzetbelasting. Tussen partijen is niet in geschil dat 35% van de verbouwing vergunningsvrij is en dat daarom dat deel van de bouwkosten dient te worden afgetrokken, waarna een bedrag van (€ 234.344 – 35% =) € 173.588 overblijft. De heffingsambtenaar heeft vervolgens de bouwkosten verhoogd met de omzetbelasting, zoals bepaald in artikel 2.1.1.2 van de tarieventabel. De daaruit volgende bouwsom van € 210.041 is het bedrag dat aan een derde in het economische verkeer zou moeten worden betaald voor het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden. De heffingsambtenaar heeft bij de berekening van de leges daarom naar het oordeel van de rechtbank terecht als heffingsmaatstaf de bouwsom van € 210.041 gehanteerd en daarop zowel het tarief van tabel 2.3.1 als van tabel 2.3.3 uit de tarieventabel toegepast. [6] Daarbij geldt dat de hoogte van de geheven leges enerzijds en de door de gemeente gemaakte kosten anderzijds niet in rechtstreeks verband hoeven te staan. [7] De hoogte van de aanslag leges is dan ook niet te hoog vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een aanslag leges heeft opgelegd en dat deze aanslag niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de aanslag leges gehandhaafd blijft.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 6 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.
Bijlage
Gemeentewet
Artikel 229, derde lid, van de Gemeentewet
Voor de toepassing van deze paragraaf en de eerste en vierde paragraaf van dit hoofdstuk worden de in het eerste lid bedoelde rechten aangemerkt als gemeentelijke belastingen.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1 van de Wabo (voor zover van belang)
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. (…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
Artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo
In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Legesverordening 2020 van de gemeente Borsele (de Verordening)
Artikel 2, aanhef en onder a, van de Verordening
Onder de naam “leges” worden rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
Artikel 3 van de Verordening
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, de Nederlandse identiteitskaart of het reisdocument, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.
tarieventabel, bijbehorende bij de Legesverordening 2020
Titel II Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen
2.1.1.2 bouwkosten:
de aannemingssom, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012; Stcrt. 2012,1567), voor het uit te voeren werk of het bedrag waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen (de aannemingssom), de omzetbelasting daarin begrepen, of voor zover deze ontbreekt een raming van de kosten die voortvloeien uit aangegane verplichtingen voor de fysieke realisatie (het bouwen) van de bouwwerken, de omzetbelasting daarin begrepen, en indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, de omzetbelasting daarin begrepen.
De opgegeven geraamde bouwkosten worden getoetst aan de eenheidsprijzen inclusief BTW zoals bepaald in het "Overzicht bouwkosten ten behoeve van de berekeningen, voor de bouwlegestoets januari 2020".
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning
2.3
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel.
2.3.1
Bouwactiviteiten
2.3.1.1 De leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor bouwactiviteit bestaan uit een vast deel en een variabel deel, die conform onderstaande tariefgroepindeling worden bepaald. Het variabele deel bestaat uit het bij de tariefgroep genoemde percentage van het deel van de bouwkosten dat het aanvangsbedrag van de betreffende tariefgroep, waarin het bouwplan op grond van de bouwkosten valt, overstijgt;
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief (2.3.1.1.1) indien de bouwkosten minder dan € 500.000,00 bedragen: 1,90% van de bouwkosten met een minimum van: € 83,35.
2.3.3
Planologisch strijdig gebruik/ontheffing of afwijking bestemmingsplan, waarbij wel of niet sprake is van een bouwactiviteit
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en tevens wel of niet sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1:
2.3.3.1 (…)
2.3.3.2 indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking)
indien de investeringskosten minder dan € 15.000,00 bedragen: € 175,00
indien de investeringskosten € 15.000,00 of meer bedragen: € 175,00 vermeerderd met: 2,00% waarmee die investeringskosten de € 15.000,00 te boven gaan.

Voetnoten

1.Artikel 2, aanhef en onder a, van de Verordening.
2.Artikel 229, derde lid, van de Gemeentewet.
3.Artikel 3 van de Verordening.
4.Op grond van artikel 2.1, lid 1, aanhef en onderdeel a, van de Wabo.
5.Op grond van artikel 2.1, lid 1, aanhef en onderdeel c, in samenhang met artikel 2.10, lid 2, van de Wabo.
6.Vgl. gerechtshof ’s-Hertogenbosch 9 juli 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2573, en gerechtshof Amsterdam 26 oktober 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3221.
7.Vgl. Hoge Raad 14 augustus 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1943