ECLI:NL:RBZWB:2023:8394

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4383
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van het UWV om een Wajong-uitkering toe te kennen aan eiseres na eerdere afwijzing

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 november 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om terug te komen op een eerder besluit van 9 juni 2015 beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het UWV op 26 november 2020 was afgewezen. Het UWV stelde dat er geen sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid binnen vijf jaar na haar 18e jaar, wat een voorwaarde is voor de toekenning van de uitkering. Eiseres had eerder een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen na een bedrijfsongeval in 2016, maar het UWV concludeerde dat de huidige situatie van arbeidsongeschiktheid niet voortkwam uit dezelfde oorzaak als die van haar 18e jaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en voldoende gemotiveerd heeft waarom er geen aanleiding was om terug te komen op het eerdere besluit. Eiseres had geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar standpunt kon onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts van het UWV terecht had geconcludeerd dat er geen sprake was van een Amber-situatie, wat betekent dat er geen recht op een Wajong-uitkering was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op een proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierechten.

De uitspraak benadrukt het belang van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden bij het indienen van een nieuwe aanvraag na een eerdere afwijzing. De rechtbank concludeert dat het UWV op goede gronden heeft geweigerd om terug te komen op het eerdere besluit en dat de aanvraag van eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor toekenning van de Wajong-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4383 Wajong

uitspraak van 23 november 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om terug te komen op het besluit van 9 juni 2015 en het oordeel van het UWV dat er geen sprake is van het ontbreken van arbeidsvermogen binnen vijf jaar na haar 18e jaar.
Het UWV heeft met het besluit van 26 november 2020 geweigerd een uitkering op grond van de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen.
Met het bestreden besluit van 24 februari 2022 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dit besluit gebleven.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2023 op zitting behandeld. Namens het UWV heeft [naam] deelgenomen. Eiseres is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
1. Eiseres heeft op 27 februari 2015 een aanvraag gedaan voor een uitkering op grond van de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Met het besluit van 9 juni 2015 heeft het UWV geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen.
Eiseres is gaan werken als productiemedewerker. Daar is zij op 20 juni 2016 door een bedrijfsongeval uitgevallen wegens klachten aan haar linkerhand. Zij heeft een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen.
In juli 2020 heeft eiseres opnieuw een Wajong-uitkering aangevraagd. Bij deze aanvraag heeft zij journaalregels van de huisarts over de periode 5 augustus 2016 tot en met 9 maart 2017 overgelegd.
Met het besluit van 26 november 2020 heeft het UWV geweigerd om een Wajong-uitkering toe te kennen. In dit besluit is ook vermeld dat eiseres opgenomen zal worden in het doelgroepregister. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank zal beoordelen of het UWV op goede gronden het bezwaar van eiseres ongegrond heeft verklaard. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Wettelijk kader
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Medisch onderzoek
4. Aan het bestreden besluit ligt een onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) ten grondslag.
5. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat er sprake is van een herhaalde aanvraag en een melding toegenomen arbeidsongeschiktheid. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die betrekking heeft op de aanvraag in 2015. De verzekeringsarts b&b onderschrijft het oordeel van de primaire verzekeringsarts dat eiseres op het beoordelingsmoment geen arbeidsvermogen had. Dit is echter niet duurzaam. Daarom is er geen sprake van een Amber-situatie als bedoeld in artikel 1a:1, lid 2 van de Wajong. Verder stelt de verzekeringsarts b&b dat de klachten uit een nieuwe ziekteoorzaak voortkomen zodat ook op grond hiervan geen sprake kan zijn van Amber. De verzekeringsarts b&b heeft ook gesteld dat de actuele medische situatie vanaf 1 juli 2020 bestaat. Dit valt buiten de periode van 5 jaar, zodat ook daarom geen sprake is van Amber.
Standpunt eiseres
6. Eiseres stelt dat ondanks de ingezette en adequate behandeling en begeleiding de bekwaamheden van eiseres niet zijn toegenomen. Eiseres is van mening dat zij geen arbeidsvermogen kan ontwikkelen, ook niet in de toekomst. Zij heeft van 1 augustus 2008 tot 31 juli 2012 praktijkonderwijs gevolgd en heeft daardoor het recht om in het doelgroepregister opgenomen te worden. Sinds dat moment is er geen sprake van arbeidsvermogen en is zij niet in staat zelfstandig het minimumloon te verdienen.
Verder is eiseres van mening dat haar aanvraag onzorgvuldig is beoordeeld omdat haar belastbaarheid onvoldoende is onderzocht.
Standpunt UWV
7. Het UWV heeft de aanvraag in de eerste plaats aangemerkt als een herhaalde laattijdige aanvraag. Ook is beoordeeld of er sprake is van toegenomen beperkingen voortkomend uit dezelfde ziekteoorzaak. Hiervan is geen sprake. Het ontbreken van arbeidsvermogen is ontstaan vanaf 1 juli 2020 en is veroorzaakt door een andere ziekteoorzaak dan die welke bij de eerdere beoordeling een rol speelde. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat het oordeel van de verzekeringsarts b&b onjuist is. Het feit dat eiseres praktijkonderwijs heeft gevolgd maakt dat zij is opgenomen in het landelijk doelgroepregister, maar dit betekent niet dat er duurzaam geen sprake is van arbeidsvermogen.
Wat is de strekking van de aanvraag?
8. Volgens vaste rechtspraak moet een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheids-uitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking worden beoordeeld. Met een aanvraag kan worden beoogd dat - met ingang van de datum waarop dat besluit zag - wordt teruggekomen van het eerdere besluit in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bedoeld wordt een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (artikel 1a;1, tweede lid van de Wajong, de zogenaamde Amberbeoordeling), of dat om herziening wordt verzocht voor de toekomst (duuraanspraak). [1]
Het UWV heeft de aanvraag van eiseres aangemerkt als een verzoek om terug te komen op de eerdere weigering een uitkering toe te kennen en als een verzoek om toekenning van een uitkering wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid. Niet in geschil is dat dit ook de strekking van de aanvraag van eiseres was.
Zijn er nieuwe feiten of omstandigheden?
9. Het UWV heeft toepassing gegeven aan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb. Dit betekent dat de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst of het UWV zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is. [2]
10. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. [3]
11. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van het UWV zorgvuldig en volledig is geweest. Voldoende is gemotiveerd waarom er geen aanleiding bestaat om terug te komen op het besluit van 9 juni 2015. Eiseres heeft bij haar aanvraag medische informatie overgelegd die ziet op de periode van 5 augustus 2016 tot en met 18 april 2017. Omdat deze informatie niets zegt over de medische situatie van eiseres op haar 18e jaar heeft de verzekeringsarts b&b terecht gesteld dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. In hetgeen door eiseres is aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat de weigering om terug te komen van het besluit van 9 juni 2015 evident onredelijk is.
Is er sprake van een Amber-situatie?
12. Van een Ambersituatie is, in het geval van eiseres, sprake als zij binnen 5 jaar na haar 18e jaar duurzaam geen arbeidsvermogen heeft en dat ontbreken van arbeidsvermogen voortkomt uit dezelfde oorzaak als waardoor zij op 18e jaar al beperkingen had. Deze periode van 5 jaar loopt van 31 maart 2013 tot 31 maart 2018 (de Amberperiode).
13. Niet in geschil is dat eiseres ten tijde van het onderzoek van de verzekeringsartsen geen arbeidsvermogen heeft. De verzekeringsarts b&b heeft zich echter op het standpunt gesteld dat de toegenomen beperkingen zijn ontstaan na een bedrijfsongeval in 2016. Gelet op de beschikbare medische informatie heeft de verzekeringsarts b&b ook geconcludeerd dat de situatie dat er geen sprake is van arbeidsvermogen sinds 1 juli 2020 aanwezig is.
De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b volgen in zijn motivering dat de eerste dag waarop er geen arbeidsvermogen is, buiten de Amberperiode valt. Overigens wordt dit op zich ook niet betwist door eiseres. Tijdens het onderzoek op 26 oktober 2020 is namens eiseres immers gesteld dat de huidige situatie sinds ongeveer 3 à 4 maanden bestaat. Eiseres heeft verder ook geen medische gegevens overgelegd waaruit blijkt dat er al eerder sprake zou zijn van het ontbreken van arbeidsvermogen. Omdat er pas sprake is van ontbreken van arbeidsvermogen na afloop van de amberperiode, heeft het UWV terecht gesteld dat eiseres geen recht op een Wajong-uitkering heeft. De vraag of er sprake is van duurzaamheid van de beperkingen kan daarom onbesproken blijven.
14. De rechtbank merkt ten overvloede nog op dat, ook al zou er wel sprake zijn van het ontbreken van arbeidsvermogen in de Amberperiode, dit niet betekent dat eiseres wel recht op een Wajong-uitkering zou hebben. Het is immers duidelijk dat de beperkingen die hebben geleid tot het ontbreken van arbeidsvermogen, veroorzaakt zijn door het ongeval in 2016. Er kan dan geen sprake zijn van dezelfde ziekteoorzaak als waardoor eiseres beperkingen had op haar 18e jaar (2013).
Doelgroepregister
15. In het besluit van 26 november 2020 is al aan eiseres meegedeeld dat zij in het doelgroepregister is opgenomen. De beroepsgrond van eiseres dat zij in dat register moet worden opgenomen, kan daarom onbesproken blijven.

Conclusie en gevolgen

16. Uit wat hiervoor is overwogen blijkt dat het UWV op goede gronden heeft geweigerd terug te komen op het onherroepelijke besluit van 9 juni 2015. Ook heeft het UWV terecht geweigerd eiseres een Wajong-uitkering toe te kennen, op de grondslag dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak als bedoeld in artikel 1a:1 van de Wajong. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier op 23 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:6
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Wajong
Artikel 1a:1, eerste lid
Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b.na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Artikel 1a:1, tweede lid
De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
Artikel 1a:1, achtste lid
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld. Bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit).
Schattingsbesluit
Artikel 1a, eerste lid
Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Artikel 1a, tweede lid
Een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit één of meerdere handelingen.