ECLI:NL:RBZWB:2023:8311

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3257
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de toekenning van een loonaanvullingsuitkering op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning per 11 juli 2020 van een loonaanvullingsuitkering op basis van 55,09% arbeidsongeschiktheid volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV had eerder, op 22 april 2020, aan eiseres een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid. Na bezwaar van de werkgever van eiseres werd de mate van arbeidsongeschiktheid herzien naar 55,09%. De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar psycholoog aanwezig waren. De rechtbank schorste het onderzoek om eiseres in de gelegenheid te stellen relevante medische stukken in te dienen. Op 5 oktober 2023 vond een tweede zitting plaats, waar wederom eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.

De rechtbank concludeert dat eiseres geen procesbelang heeft bij de uitkomst van deze procedure, omdat het bestreden besluit geen financiële gevolgen heeft voor haar tot 1 mei (of 1 juni) 2024. De rechtbank oordeelt dat de wens van eiseres om erkenning van haar situatie te krijgen, geen juridische gevolgen heeft. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiseres krijgt het betaalde griffierecht niet terug en ontvangt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan op 28 november 2023 door mr. S. Hindriks, rechter, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3257 WIA

uitspraak van 28 november 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. E.V.J. Simons),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
toekenning per 11 juli 2020 van een loonaanvullingsuitkering op basis van 55,09% arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) .
1.1
Het UWV heeft bij besluit van 22 april 2020 aan eiseres vanaf 11 juli 2020 een WGA-loonaanvullingsuitkering naar een mate van 80-100% arbeidsongeschiktheid toegekend. De werkgever van eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 april 2020. Met het bestreden besluit is het bezwaar van de werkgever van eiseres gegrond verklaard. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres vanaf 10 juli 2020 55,09% arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door haar psycholoog [naam] , haar gemachtigde en [gemachtigde] als de gemachtigde van het UWV. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschort, om eiseres in de gelegenheid te stellen de relevante stukken van de neuroloog en de psychiater – over de in november 2022 gediagnosticeerde conversiestoornis – in de procedure te brengen. Eiseres heeft een stuk van de revalidatiearts [1] , de neuroloog [2] en een brief van de huisarts [3] aan de rechtbank toegezonden. Het UWV heeft de rechtbank, in reactie op deze stukken, laten weten dat het bestreden besluit niet wordt herzien.
1.4
Op 5 oktober 2023 heeft een tweede mondelinge behandeling plaatsgevonden. Aan deze zitting hebben eiseres, haar gemachtigde, psycholoog [naam] en mr. B.N. van Driel als de gemachtigde van het UWV deelgenomen. De rechtbank heeft na de sluiting van het onderzoek de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

Procesbelang eiseres
2. Per einde wachttijd heeft het UWV eiseres tot 11 juli 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid toegekend. Het UWV heeft eiseres vervolgens, na het verstrijken van de loongerelateerde uitkering, bij besluit van 22 april 2020 per 11 juli 2020 een WGA-loonaanvullingsuitkering naar een mate van 80-100% arbeidsongeschiktheid toegekend. Naar aanleiding van het bezwaar van de werkgever van eiseres tegen het laatstgenoemde besluit heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres herzien naar 55,09% per 11 juli 2020. In het bestreden besluit is bepaald dat eiseres, ondanks de herziening van de mate van arbeidsongeschiktheid, tot 1 mei 2024 de voor de herziening toegekende loonaanvullingsuitkering blijft ontvangen. Tijdens de zitting heeft het UWV toegelicht dat voor die datum 1 juni 2024 moet worden gelezen omdat het bestreden besluit dateert van 19 mei 2022. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om eerst te beoordelen of eiseres procesbelang heeft bij de uitkomst van deze procedure.
2.1.
Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure [4] . Het gaat er daarbij om of het doel, dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. Eiseres heeft ter zitting benadrukt dat het procesbelang ziet op de geschiedenis met de werkgever – waarbij tijdens de arbeidsovereenkomst een arbeidsconflict is ontstaan – en erkenning van haar situatie en de daarbij behorende beperkingen. Uit het bestreden besluit en wat de rechtbank ter zitting met partijen heeft besproken, blijkt dat het bestreden besluit – in ieder geval tot 1 mei (of 1 juni) 2024 – geen financiële consequenties voor eiseres heeft. Het bestreden besluit heeft ook geen gevolgen voor de re-integratie inspanningen van eiseres en haar werkgever, omdat eiseres ter zitting bevestigde dat er geen re-integratie inspanningen meer door haar werkgever worden ondernomen en verwacht. De beroepsgronden van eiseres zien ook niet op toekenning van een IVA-uitkering, zodat ook het verschil in uitkeringshoogte tussen een IVA-uitkering en een WGA-uitkering [5] geen procesbelang oplevert. De rechtbank begrijpt de wens van eiseres dat zij erkenning van haar situatie wenst, maar zelfs als dat gebeurt, zijn daar geen rechtsgevolgen aan verbonden. Omdat tot 1 mei (of 1 juni) 2024 geen inkomenseis geldt, wijzigt de WGA-loonaanvullingsuitkering tot 1 mei (of 1 juni) 2024 namelijk niet. In juridische zin heeft de onderbouwing door eiseres van het procesbelang geen feitelijke betekenis. De mate van arbeidsongeschiktheid na 1 mei (of 1 juni) 2024 moet het UWV nog beoordelen. Als die beoordeling ertoe leidt dat eiseres een lagere uitkering krijgt, kan zij tegen dat besluit bezwaar maken en eventueel later nog beroep instellen.
2.2
Weliswaar zou eiseres – door het aanvechten van de mate van arbeidsongeschiktheid per 11 juli 2020 – mogelijk kunnen bewerkstelligen dat de datum per wanneer de inkomenseis zal gelden opschuift [6] . De rechtbank is van oordeel dat het procesbelang in deze specifieke zaak ook niet hierin gevonden kan worden. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres namelijk op een meermaals hierover gestelde vraag expliciet laten weten dat het procesbelang niet in de inkomenseis is gelegen, omdat die pas vanaf 1 mei (of 1 juni) 2024 geldt.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiseres krijgt het betaalde griffierecht niet terug en krijgt ook geen proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 28 november 2023 door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Van 23 oktober 2017.
2.Van 19 april 2017.
3.Van 14 april 2023.
4.Bijvoorbeeld CRvB 30 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT6407 en CRvB 1 mei 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1520..
5.Artikel 51 en artikel 61 van de WIA.
6.Bijvoorbeeld CRvB 13 november 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2512 en CRvB 13 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:870.