ECLI:NL:RBZWB:2023:8187

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
BRE 22_1633
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitspraak op bezwaar heffingsambtenaar inzake WOZ-waarde van onroerende zaak

Op 15 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die de WOZ-waarde van zijn woning had vastgesteld op € 222.000. Na bezwaar was deze waarde verlaagd tot € 215.000. De belanghebbende stelde dat de waarde maximaal € 185.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep behandeld en geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het te laat was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd dat de uitspraak op bezwaar tijdig was verzonden. De rechtbank benadrukte dat de belanghebbende pas op 8 februari 2022 kennis had genomen van de uitspraak op bezwaar, en dat het indienen van het beroep op 22 maart 2022 niet binnen de redelijke termijn van zes weken was. De rechtbank heeft geen inhoudelijk oordeel kunnen geven en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1633
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 15 november 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende

(gemachtigde: [bedrijf] ),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant (gemeente Breda), de heffingsambtenaar.

Procesverloop

1. Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 24 december 2021.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats 2] (de woning) op 1 januari 2020 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 222.000 (de beschikking). Met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Breda voor het jaar 2021 opgelegd (de aanslag OZB).
1.2.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft dit bezwaar toegewezen en de vastgestelde waarde verlaagd tot € 215.000 en een kostenvergoeding toegekend. Belanghebbende heeft op 22 maart 2022 beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende [naam 1] en namens de heffingsambtenaar [taxateur] en [naam 2] . [naam 3] was als toehoorder aanwezig.
1.4.
Na afloop van de behandeling van de zaak op zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

2. Belanghebbende is eigenaar van de woning. De woning betreft een rijwoning (bouwjaar 1922) met een gebruiksoppervlakte van 87m² en beschikt over een berging. Het geheel staat op een perceel van 148m². De woning wordt verhuurd aan studenten.
3. Partijen zijn het niet eens over de hoogte van de WOZ-waarde van het object per waardepeildatum 1 januari 2020. Belanghebbende vindt dat de waarde van het object maximaal € 185.000 is. De heffingsambtenaar verdedigt de bij uitspraak op bezwaar vastgestelde waarde van € 215.000.
4. Met het aanslagbiljet van 26 februari 2021 heeft de heffingsambtenaar de beschikking genomen gericht aan belanghebbende. Deze beschikking houdt in dat de WOZ-waarde van de woning aan de [adres] in [plaats 2] is bepaald op € 222.000. Belanghebbende is eigenaar van de woning.
5. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking, waarna de heffingsambtenaar uitspraak op bezwaar heeft gedaan. Het bezwaar is gegrond verklaard en de WOZ-waarde is bepaald op € 215.000. Deze uitspraak is gedagtekend op 24 december 2021. Belanghebbende heeft op 22 maart 2022 beroep ingesteld.
6. De termijn voor het indienen van beroep bedraagt zes weken [1] en vangt aan met ingang van de dag na die van de dagtekening van de uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. [2] In dat geval vangt de termijn voor het maken van beroep aan op de dag na de datum waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Bekendmaking gebeurt door toezending of uitreiking aan de belanghebbende. [3] Bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. [4]
7. Het door belanghebbende ingediende beroep is ruim buiten de hiervoor genoemde termijn van zes weken ingediend. Belanghebbende betwist de verzending van de uitspraak op bezwaar op of rond de dagtekening daarvan. Pas op 8 februari 2022 heeft belanghebbende de uitspraak op bezwaar ontvangen en daarom belanghebbende niet kan worden tegengeworpen dat hij niet binnen de termijn van zes weken beroep heeft ingesteld. Wel heeft hij binnen zes weken nadat hij de uitspraak op bezwaar alsnog had ontvangen beroep ingesteld. Dat is ook tijdig, aldus belanghebbende. Het is aan de heffingsambtenaar om de verzending van de uitspraak op bezwaar op de genoemde datum aannemelijk te maken. [5]
8. De heffingsambtenaar heeft een kopie van de uitspraak op bezwaar met dagtekening 24 december 2021 overgelegd en een uitdraai van een orderformulier van PostNL. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar toegelicht dat uit de administratie volgt dat de uitspraak op bezwaar op 22 december 2021 is gefiatteerd waarna deze is verzonden. . De rechtbank constateert dat uit de uitdraai niet valt af te leiden welk poststuk op die dag is afgedrukt en verstuurd en oordeelt dat de stukken die de heffingsambtenaar heeft overgelegd niet zijn aan te merken als een deugdelijke verzendadministratie.
9. Nu er geen deugdelijke verzendadministratie is overgelegd, is niet aannemelijk gemaakt dat de uitspraak op bezwaar op of rond 24 december 2021 is verstuurd.
Een beroep is dan alsnog tijdig als dat zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs kan worden verlangd is ingediend. [6] Uit jurisprudentie volgt dat dat tenminste een termijn van veertien dagen is. [7] Het beroepschrift is ingediend op 22 maart 2022. Dat is zes weken nadat belanghebbende kennis heeft genomen van de uitspraak op bezwaar. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat er goed moest worden gekeken naar de inhoud van de uitspraak op bezwaar omdat een deel van de bezwaren gegrond is verklaard. De rechtbank is van oordeel dat dit onvoldoende is om het indienen van een beroepschrift na pas zes weken redelijk te vinden. Het was overigens ook mogelijk om een pro forma beroepschrift in te dienen, zoals ook de heffingsambtenaar heeft benoemd.

Conclusie en gevolgen

10. De rechtbank is van oordeel dat het beroep onredelijk laat is ingediend en verklaart het beroep dan ook niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijk oordeel. En dat deze zaak hiermee eindigt.
11. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van mr. W.C.C. Koreman-de Bok, griffier, op 15 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat de mondelinge uitspraak is gedaan.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 6:7 van de Awb.
2.Artikel 22j van de AWR.
3.Artikel 3:41, eerste lid, van de Awb.
4.Artikel 6:11 van de Awb.
5.Hoge Raad 5 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1102, r.o. 2.4.2.
6.Vgl. Hoge Raad 22 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0078, r.o. 3.2.
7.Vgl. Hoge Raad 22 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE0462.