In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 november 2023 wordt het beroep van belanghebbende, een besloten vennootschap, tegen de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2015 behandeld. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de aanslag niet tot een te hoog bedrag heeft opgelegd. Belanghebbende heeft de vereiste aangifte niet gedaan, wat leidt tot omkering en verzwaring van de bewijslast. De aanslag is gebaseerd op een redelijke schatting van de behaalde belastbare winst, aangezien belanghebbende niet in staat is gebleken om het verzwaarde tegenbewijs te leveren. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de belastbare winst en de daarover verschuldigde vennootschapsbelasting correct heeft vastgesteld op € 399.338, met een verschuldigde belasting van € 89.833 en een belastingrente van € 14.241. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en de aanslag blijft in stand. De rechtbank wijst erop dat de administratie van belanghebbende gebreken vertoont, waardoor de inspecteur gerechtigd was om een schatting te maken van de winst. De rechtbank concludeert dat de inspecteur zijn schatting voldoende heeft gemotiveerd en dat belanghebbende niet overtuigend heeft aangetoond dat de aanslag onjuist is.