Op 16 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 20/5135 en 20/5136, waarin de rechtbank de beroepen van belanghebbende, een besloten vennootschap die zich bezighoudt met het fokken en verhandelen van hondenpups, tegen de navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2013 en 2014 heeft beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de navorderingsaanslagen terecht heeft opgelegd, omdat belanghebbende de vereiste aangiften niet heeft gedaan. Dit leidde tot omkering en verzwaring van de bewijslast, waarbij de rechtbank concludeert dat de navorderingsaanslagen zijn gebaseerd op een redelijke schatting van de meer behaalde winst en de daarover verschuldigde vennootschapsbelasting. Belanghebbende heeft niet het verzwaarde tegenbewijs geleverd dat nodig was om de navorderingsaanslagen te weerleggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de administratie van belanghebbende gebreken vertoonde, waardoor deze niet kon dienen als basis voor de aangiften vennootschapsbelasting. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, waardoor de navorderingsaanslagen in stand blijven, evenals de in rekening gebrachte belastingrente.