ECLI:NL:RBZWB:2023:7895

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_609
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van het UWV om terug te komen op een eerder besluit inzake Wajong-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 november 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om terug te komen op een eerder besluit van 6 februari 2014 beoordeeld. Eiseres had in augustus 2010 een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, welke was afgewezen. Na een nieuwe aanvraag in maart 2022, waarbij eiseres nieuwe stukken overlegde, weigerde het UWV op 20 juli 2022 om terug te komen op het eerdere besluit, omdat er geen nieuwe medische informatie zou zijn. Eiseres maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard.

De rechtbank onderzoekt of het UWV terecht heeft geweigerd om terug te komen op het besluit van 6 februari 2014. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet voldoende nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die na het eerdere besluit zijn voorgevallen. De rechtbank verwijst naar artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, dat vereist dat nieuwe feiten of omstandigheden worden vermeld bij een nieuwe aanvraag. Eiseres heeft aangevoerd dat er wel nieuwe feiten zijn, maar de rechtbank oordeelt dat de door haar overgelegde stukken niet als zodanig kunnen worden aangemerkt.

De rechtbank concludeert dat het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een heroverweging van het eerdere besluit rechtvaardigen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/609 Wajong

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om terug te komen op het besluit van 6 februari 2014.
Het UWV heeft met het besluit van 20 juli 2022 het verzoek van eiseres om terug te komen op het besluit van 6 februari 2014 afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 december 2022 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij die weigering gebleven.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft namens het UWV [naam] deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde hebben schriftelijk bericht dat zij niet op de zitting zullen verschijnen.

Feiten en omstandigheden

1. Eiseres heeft in augustus 2010 een aanvraag gedaan voor een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). Met het besluit van 18 januari 2011 heeft het UWV geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen.
In november 2013 heeft eiseres opnieuw een aanvraag gedaan voor een Wajong-uitkering. Het UWV heeft de belastbaarheid van eiseres gewijzigd vastgesteld en nieuwe functies geduid, waarmee eiseres meer dan haar maatmaninkomen kan verdienen. Met het besluit van 6 februari 2014 is de aanvraag van eiseres afgewezen.
Eiseres heeft in maart 2022 een nieuwe aanvraag voor een Wajong-uitkering gedaan. Bij deze aanvraag heeft eiseres een groot aantal stukken overgelegd. Met het besluit van 20 juli 2022 heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat niet wordt teruggekomen op het besluit van 6 februari 2014 omdat er geen sprake is van nieuwe medische informatie. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

Wat beoordeelt de rechtbank?
2. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geweigerd om terug te komen op het besluit van 6 februari 2014. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Wettelijk kader
3. In artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de aanvrager gehouden is nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan.
In het tweede lid is bepaald dat het bestuursorgaan, indien geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag kan afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Standpunt eiseres
4. Eiseres heeft aangevoerd dat er wel sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Uit de praktijk blijkt dat eiseres niet in staat is om werkzaamheden te verrichten. Hieruit volgt dat zij geen arbeidsvermogen heeft. Dit wordt ook onderstreept door de orthopeed in zijn verslag van 8 maart 2022.
Standpunt UWV
5. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat nieuwe stukken betrekking moeten hebben op de eerdere beoordelingsdatum. Het verslag van de orthopeed ziet op de periode van september 2014 tot mei 2018 en kan daarom niet als een nieuw feit worden gezien dat betrekking heeft op de 17e verjaardag van eiseres. Ook de overige bij de aanvraag overgelegde stukken kunnen niet aangemerkt worden als nieuwe feiten of omstandigheden.
Overwegingen rechtbank
6. Volgens vaste rechtspraak moet een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking worden beoordeeld. Met een aanvraag kan worden beoogd dat (met ingang van de datum waarop dat besluit zag) wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Awb), dat bedoeld wordt een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber), of dat om herziening wordt verzocht voor de toekomst (duuraanspraak). [1]
7. Uit de aanvraag van eiseres en de gronden in bezwaar en beroep blijkt dat eiseres met haar aanvraag uitsluitend heeft beoogd dat terug wordt gekomen op het besluit van 6 februari 2014.
8. Uit de bewoordingen van het primaire besluit van 20 juli 2022 (en het daaraan ten grondslag gelegde rapport van 15 juli 2022 van de verzekeringsarts) en het bestreden besluit (en het daaraan ten grondslag gelegde rapport van 19 december 2022 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) blijkt dat het UWV enkel heeft beoordeeld of sprake was van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Awb. Ter zitting heeft de gemachtigde van het UWV dit bevestigd.
De beoordeling van de rechtbank is dus beperkt tot de vraag of het UWV zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. De bestuursrechter kan aan de hand van wat de rechtzoekende heeft aangevoerd evenwel tot het oordeel komen dat het besluit op de herhaalde aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit evident onredelijk is. [2]
9. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. [3]
10. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts b&b in zijn rapportage van 19 december 2022 niet alle door eiseres overgelegde stukken heeft opgesomd. Ter zitting is namens het UWV gesteld dat de verzekeringsarts b&b mogelijk alleen de medische stukken die relevant zijn heeft genoemd in zijn rapportage. De rechtbank kan het UWV in die suggestie wel volgen. Het gaat in totaal om 5 stukken die niet zijn genoemd. Los van het feit dat 2 van die stukken in tijd gelegen zijn voor het besluit van 6 februari 2014 (en alleen daarom al niet aangemerkt kunnen worden als een nieuw feit), zeggen de overige 3 niet genoemde stukken niets over de medische situatie van eiseres. Voor zover de verzekeringsarts b&b de niet genoemde stukken niet heeft betrokken bij zijn beoordeling, werpen ze volgens de rechtbank geen ander licht op de zaak.
Met betrekking tot de overige door eiseres overgelegde (medische) stukken hebben de verzekeringsartsen inzichtelijk en gemotiveerd onderbouwd waarom deze stukken niet aangemerkt kunnen worden als nieuwe feiten of omstandigheden. Eiseres heeft niet aangevoerd waarom deze inzichtelijke motivering niet gevolgd kan worden. Het enkele feit dat het eiseres (nog) niet is gelukt werkzaamheden te verrichten, maakt niet dat geoordeeld moet worden dat de belastbaarheid zoals deze op haar 17e en 18e jaar is vastgesteld voor onjuist moet worden gehouden. In zijn brief van 8 maart 2022 geeft de orthopedagoog zijn visie op het arbeidsvermogen van eiseres, maar deze brief bevat verder geen nieuwe medische informatie die nog niet bekend was bij het UWV. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden.
11. In hetgeen door eiseres is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat de weigering terug te komen op het besluit van 6 februari 2014 evident onredelijk is.

Conclusie en gevolgen

12. Gelet op wat hiervoor is overwogen zal het beroep ongegrond worden verklaard. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 3 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.