In deze zaak vordert eiser, [eiser01], dat de kantonrechter verklaart dat de pensioenregeling van [gedaagde01] tussen 4 januari 1972 en 31 maart 1983 discriminatoir was ten opzichte van gehuwde en/of in deeltijd werkende vrouwen. Eiser stelt dat zij ten onrechte is uitgesloten van de pensioenregeling en dat dit in strijd is met artikel 119 van het EG-verdrag. Eiser heeft herhaaldelijk verzocht om toelating tot de pensioenregeling, maar [gedaagde01] heeft hier niet op gereageerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van eiser zijn verjaard, omdat de stuitingsbrieven [gedaagde01] niet hebben bereikt. De kantonrechter oordeelt dat de wettelijke verjaringsregels van toepassing zijn en dat eiser niet kan aantonen dat de stuitingsbrieven zijn ontvangen. De kantonrechter concludeert dat de vorderingen van eiser op grond van verjaring worden afgewezen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.