Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
grief 1 in het principale appeldan ook, en faalt
grief I in het incidentele appel.
grief 2 in het principale appelfaalt.
3.De beoordeling
grief 3 in het principale appelderhalve slaagt en dat
grief II in het incidentele appelbuiten bespreking kan blijven.
hebben verkregen, (mede) onder deze beide bepalingen worden begrepen. Dat dit de wel bedoeling is geweest, is bovendien onaannemelijk, omdat bij die uitleg geen sprake meer is van een verzekering, waaraan immers een element van onzekerheid eigen is dat bij die uitleg niet bestaat. Ten slotte geldt dat uit de omstandigheid dat in het Pensioenreglement 2003 een overgangsbepaling (artikel 29) was voorzien – die weliswaar nog nadere invulling behoefde, wat in Pensioenreglement 2004 is gebeurd – kan worden afgeleid dat bestaande gevallen (dat wil zeggen: werknemers die al een WAO-uitkering hadden verkregen, zoals [appellante] ), waarop overgangsbepalingen betrekking plegen te hebben, kennelijk een aparte status genoten die volgens de bedoelingen op dat moment nog nader moest worden ingevuld. Dat maakt de hier gevolgde uitleg van artikel 22 van Pensioenreglement 2003 nog verder aannemelijk. Daar komt nog bij dat de door [appellante] verdedigde uitleg tot het onaannemelijke rechtsgevolg leidt dat werknemers die in de periode voorafgaand aan 1 januari 2003 een WAO-uitkering hebben verkregen wel recht hebben op premievrijstelling en werknemers die in de periode nadien een dergelijke uitkering binnen een jaar verkrijgen, niet een recht op premievrijstelling verkrijgen. Voor zover [appellante] heeft gesteld (zie pleitnota in hoger beroep onder 23) dat de hier gevolgde uitleg tot het onaannemelijke rechtsgevolg leidt dat werknemers die eind 2002 volledig ziek waren en in de loop van 2003 een WAO-uitkering verkrijgen, niet onder de dekking vallen, gaat het hof hieraan voorbij, reeds omdat in dat geval het risico van ziekte zich op 1 januari 2003 reeds heeft verwezenlijkt en in dat geval voor verzekering geen plaats is. Pensioenreglement 2004 heeft in dit alles geen (voor [appellante] relevante) wijziging gebracht.
grief 4 in het principale appelniet kan slagen en dat de overige stellingen en weren van partijen geen bespreking meer behoeven.
grief 5 in het principale appeltevergeefs is voorgesteld. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in het principale appel. Het hof overweegt dat de omstandigheid dat het incidentele appel onnodig is ingesteld, niet ertoe leidt dat de pensioenfondsen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun incidentele appel of in de kosten daarvan moeten worden veroordeeld. Het hof zal zich daarom van iedere beslissing in het incidentele appel onthouden. Met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten overweegt het hof dat deze vordering moet worden afgewezen, reeds omdat de pensioenfondsen in eerste aanleg te dezer zake geen eis en reconventie hebben ingesteld en een dergelijke vordering krachtens artikel 353 lid 1 Rv niet voor het eerst in hoger beroep kan worden ingesteld.