ECLI:NL:RBZWB:2023:7525

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9687 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen last onder bestuursdwang tot sluiten woning met berging voor 6 maanden

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers, die bezwaar hebben gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Tilburg om hun woning en berging te sluiten voor een periode van zes maanden. Dit besluit is genomen naar aanleiding van de ontdekking van een aanzienlijke hoeveelheid drugs in de woning, waaronder amfetamine, XTC, cocaïne en hennepstekken. De burgemeester had eerder al een voornemen tot sluiting gecommuniceerd, maar verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en een voorlopige voorziening aangevraagd. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 31 oktober 2023 behandeld en geconcludeerd dat er voldoende spoedeisend belang is voor de sluiting, gezien de ernst van de overtredingen en de betrokkenheid van de woning bij drugshandel. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen en dat de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende niet zodanig waren dat deze de sluiting onredelijk maakten. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, waardoor de sluiting van de woning en berging voor zes maanden kan doorgaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9687 OPIUMW VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 oktober 2023 in de zaak tussen

[namen bewindvoerders] ,in de hoedanigheid van bewindvoerders over de goederen van [naam verzoeker] , te [woonplaats verzoeker] , verzoekers ,
(gemachtigde: mr. T.M. ten Velde),
en

De burgemeester van de gemeente Tilburg (de burgemeester).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het opleggen van een last onder bestuursdwang tot sluiting van de woning van [naam verzoeker] .
1.1
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 juni 2023 (bestreden besluit) van de burgemeester tot sluiting van de woning met bijbehorende berging aan [adres verzoeker] in [woonplaats verzoeker] voor een periode van zes maanden met ingang van 6 juli 2023. Daarnaast hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft een eerder verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening op 1 augustus 2023 op zitting behandeld. Ter zitting in die zaak heeft de burgemeester toegezegd de sluiting op te zullen schorten tot 1 september 2023. Verzoekers hebben vervolgens dat verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken.
1.2
De burgemeester heeft verzoekers op 12 september 2023 per e-mail kenbaar gemaakt dat op 19 september 2023 alsnog tot sluiting van de woning zal worden overgegaan.
Verzoekers hebben de voorzieningenrechter opnieuw verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, belanghebbende, gemachtigde van verzoekers, namens de burgemeester mr. Z. Mucuk en als toehoorders [namen toehoorders]

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
2. Belanghebbende huurt de woning en de berging aan [adres verzoeker] in [woonplaats verzoeker] van [naam woningbouwvereniging] .
Het woonperceel aan [adres verzoeker] in [woonplaats verzoeker] is op 23 maart 2023 door de politie Zeeland-West-Brabant en drie toezichthouders van de gemeente Tilburg bezocht naar aanleiding van een melding van overlast dan wel het vermoeden van drugshandel.
De woning, het achtererf en de berging op het achtererf zijn betreden en doorzocht met toestemming van de bewoner (belanghebbende). De toezichthouders hebben allereerst het achtererf en de berging betreden, omdat de melding met name betrekking had op bewegingen in de tuin en schuur. Bij het betreden van de schuur werd direct een henneplucht waargenomen. Op een stelling meteen links van de deur stond een deels geopende doos waar hennepstekjes in zaten. Deze bevinding hebben zij direct gedeeld met de politie. De toezichthouders hebben de schuur vervolgens verlaten en de agenten zijn de schuur ingegaan. Vervolgens hebben de agenten de woning doorzocht. Daarbij hebben zij het volgende aangetroffen: in de woning vier blokken witte amfetaminepasta met als totaal brutogewicht 3.956,2 gram en twee blokjes hasjiesj met een gewicht van een gebruikershoeveelheid en in de berging drie kartonnen dozen met daarin 23, 124 en 127 hennepstekken en een kluis met daarin 439 XTC pillen (2 verschillende soorten), 67,9 gram ketamine, 17,2 gram cocaïne en 493,98 gram opiaten. Verder zijn in de woning en de bijbehorende berging de volgende attributen aangetroffen die te relateren zijn aan drugshandel: in de woning een BB-gun en 33 nieuwe verpakkingen met simkaarten en in de berging enveloppen en postzegels, twee weegschalen, strijkzakken, vacuümzakken, sealbags en hondenvoer en hondenspeeltjes (terwijl de bewoner geen hond heeft en bekend is dat hondenvoer wordt gebruikt om bij verzending van hennep de geur te maskeren).
Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de burgemeester in de brief van 12 mei 2023 aan [naam woningbouwvereniging] en belanghebbende zijn voornemen kenbaar gemaakt om de woning en de schuur te sluiten voor de duur van zes maanden. Verzoekers hebben tegen het voornemen van de burgemeester geen zienswijze kenbaar gemaakt. Ook [naam woningbouwvereniging] heeft dit niet gedaan. Zij heeft per e-mail van 16 mei 2023 laten weten af te zien van het indienen van een zienswijze en de sluiting te accepteren.
De burgemeester heeft belanghebbende bij het bestreden besluit op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet gelast om de woning en het bijbehorend erf, inclusief de berging, te sluiten en afgesloten te houden voor een periode van zes maanden met ingang van 6 juli 2023 (10:00 uur).
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
Voorts hebben verzoekers een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
Het eerste verzoek om voorlopige voorziening is op 1 augustus 2023 op zitting behandeld. Ter zitting heeft de burgemeester toegezegd om de effectuering van het besluit op te zullen schorten tot 1 september 2023, zodat verzoekers tijd hebben om de persoonlijke situatie van belanghebbende nader te onderbouwen. Het verzoek is vervolgens ingetrokken.
De burgemeester heeft verzoekers op 12 september 2023 per e-mail gemeld dat er een nieuwe sluitingsdatum is ingepland. De nieuwe sluitingsdatum is 19 september 2023 om 14:00 uur.
Verzoekers hebben opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
De burgemeester heeft toegezegd dat de effectuering van het bestreden besluit wordt opgeschort tot drie dagen nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan in deze zaak.
Standpunt van verzoekers
Verzoekers voeren aan dat in het bestreden besluit ten onrechte is gesteld dat niet is gebleken van bijzondere medische binding van belanghebbende aan de woning. Dit standpunt is niet te volgen, aangezien de gemeente op 21 april 2021 een verhuisverklaring heeft afgegeven vanwege de medische toestand van belanghebbende. Verder is er geen, althans onvoldoende, aandacht besteed aan de situatie waarin belanghebbende verkeert. Er is sprake van complexe problematiek en een 24-uurs zorgbehoefte. Uit het bestreden besluit blijkt dat de aangetroffen middelen zich in een kluis bevonden en dat deze kennelijk bedoeld waren voor handel. Het is dan ook aannemelijk dat belanghebbende slachtoffer is geworden van derden die misbruik hebben gemaakt van de situatie. Gezien de problematiek waar belanghebbende mee kampt, is het niet aannemelijk dat hij in staat zou zijn een dergelijke handel op te zetten. Hij heeft immers moeite met planning, dagindeling, en in voorkomende gevallen zelfs met mobiliteit. De 24-uurs zorg kan niet worden geboden bij Traverse. Gelet op de korte termijn waarop de sluiting zal plaatsvinden, kan ook niet uitgeweken worden naar een instelling. Een intake zal in de regel weken of maanden in beslag nemen. Voor het overige verwijzen verzoekers naar wat is aangevoerd in bezwaar.
Wettelijk kader
3. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekers een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
Spoedeisend belang
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
5.1
Ter zitting is namens de burgemeester verklaard dat een beslissing op bezwaar nog enkele weken op zich zal laten wachten. Voorts is aangegeven dat, als het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, het besluit tot sluiting van de woning door de burgemeester direct na (drie dagen na) de uitspraak van de voorzieningenrechter zal worden geeffectueerd. Dit betekent dat als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, belanghebbende geen toegang tot zijn woning meer zal hebben. Hierin acht de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang gelegen.
Bevoegdheid
6. De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handels-hoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij softdrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 5 gram wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen.
6.1
Niet wordt betwist dat er in de woning twee blokjes hasjiesh zijn aangetroffen en in de berging 274 hennepstekken (softdrugs). Dit is een overschrijding van de grens van 5 gram. Evenmin is in geschil dat er in de woning 3.956,2 gram amfetaminepasta en in de berging 439 XTC pillen (het werkzame bestanddeel in XTC is MDMA) en 17,2 gram cocaïne (harddrugs) zijn aangetroffen. Dit is een overschrijding van de grens van 0,5 gram of 1 pil.
6.2
De voorzieningenrechter ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de weergave van de bevindingen van de politie als vermeld in de bestuurlijke rapportage.
De bevindingen worden door verzoekers ook niet betwist. De voorzieningenrechter stelt daarom vast dat de bevoegdheid van de burgemeester om de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten is gegeven.
Beleid
7. De burgemeester hanteert ter zake van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet het beleid dat is neergelegd in de ‘Beleidsregels artikel 13b Opiumwet’ (beleidsregels).
7.1
In de beleidsregels is bepaald een woning en/of het bijbehorende erf wordt gesloten voor de duur van zes maanden wanneer in de woning of op het bijbehorende erf handel in harddrugs plaatsvindt met een hoeveelheid van meer dan 1.000 gram. Er is dan volgens het beleid sprake van een zeer ernstig geval. De burgemeester heeft gehandeld conform dit beleid. Dit hebben verzoekers ook niet betwist.
Beoordelings- en toetsingskader
8. De voorzieningenrechter overweegt dat voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen [1] . Dit is het evenredigheidsbeginsel.
In dit geval behelst de toets aan het evenredigheidsbeginsel dat de geschiktheid, noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de sluiting van de woning worden beoordeeld. [2]
Geschiktheid
9. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan sluiting van een woning een geschikt middel zijn om de doelen te bereiken die de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het tegengaan van drugshandel, het voorkomen van verdere overtredingen in of vanuit een pand, het wegnemen van risico’s voor omwonenden en het afgeven van een zichtbaar signaal aan de omgeving dat de burgemeester optreedt tegen drugscriminaliteit.
9.1
In dit kader hebben verzoekers aangevoerd dat, nu sluiting met name een signaalfunctie heeft en tot doel heeft de “loop” eruit te halen, niet in te zien is waarom dit middel bijna een half jaar later alsnog moet worden ingezet.
9.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat er sinds de ontdekking ten tijde van deze uitspraak inmiddels ongeveer zeven maanden is verstreken en dat tussen de ontdekking en het nemen van het besluit tot sluiting bijna vier maanden is verstreken. Uit de niet door verzoekers weersproken verklaring ter zitting namens de burgemeester blijkt dat dit tijdsverloop onder meer voortkomt uit het feit dat verzoekers in de gelegenheid zijn gesteld om de persoonlijke situatie van belanghebbende en zijn medische binding met de woning nader te onderbouwen. Het is vaste rechtspraak dat een tijdsverloop van ongeveer vier maanden tussen de ontdekking van de overtreding en een besluit tot de sluiting nog steeds redelijk wordt geacht om herhaling van de overtreding en de aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen. [3] Reeds hierom beschouwt de voorzieningenrechter een tijdsverloop van vier maanden tussen de ontdekking en het nemen van het besluit niet onredelijk lang. Dat sinds het genomen besluit inmiddels opnieuw ongeveer drie maanden zijn verstreken, is gelegen in de hiervoor genoemde gelegenheid die aan verzoekers is geboden. Herhaling van de overtreding kan en moet nog steeds worden voorkomen, zodat in deze situatie sluiting nog steeds een geschikt middel is.
Noodzakelijkheid
10. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Sluiting neemt de bekendheid van het pand als drugspand weg en haalt de "loop" naar het pand eruit, met als doel om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester -als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was- nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit ertoe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten. [4]
10.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat de in de woning aangetroffen hoeveelheid harddrugs een zeer ruime overschrijding van de grens voor eigen gebruik van 0,5 gram of 1 pil is. Daarmee is sprake van een handelshoeveelheid. Verder zijn in de woning vacuümzakken en sealbags aangetroffen. Deze middelen waarmee drugs kunnen worden verpakt, duiden op handel vanuit het pand. Gelet op deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is aannemelijk dat de drugs bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. De burgemeester mag dan aannemen dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang oplevert bij sluiting, ook als geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [5] Daar komt nog bij dat er meldingen zijn gedaan over vermoedens van drugshandel en dat de overlast en verdachte bewegingen zijn bevestigd door camerabeelden die de toezichthouders op 14 maart 2023 hebben bekeken. Daarop zijn op meerdere dagen, ook in de avonduren, veel bewegingen te zien tussen de woning en de schuur door zowel de bewoner van het pand als andere niet bekende personen. Gelet op alleen al de grote hoeveelheid aangetroffen drugs hoefde naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet met een minder verstrekkende maatregel te worden volstaan ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
Evenwichtigheid
11. Uit de rechtspraak volgt dat bij de beoordeling van een besluit tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet ook de gevolgen daarvan moeten worden betrokken. Het is inherent aan een sluiting dat de bewoner(s) de woning moet(en) verlaten. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, kunnen gevolgen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken. De gevolgen van een woningsluiting kunnen bijzonder zwaar zijn als de bewoners niet kunnen terugkeren in de woning na ommekomst of opheffing van de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting het huurcontract wordt ontbonden.
11.1
Zoals onder 11. is aangegeven, is inherent aan een sluiting van een woning dat de bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als een betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij gaat het niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting dient de burgemeester te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting.
11.3
Verzoekers hebben gesteld dat de sluiting onevenwichtig is vanwege de persoonlijke situatie waarin belanghebbende verkeert. Hij heeft een zorgindicatie voor 24-uurs zorg en is met name van derden afhankelijk voor de dagelijkse zorg.
11.4
De burgemeester heeft verzoekers bij brief van 12 juli 2023 verzocht om de gestelde medische binding van belanghebbende met de woning nader te onderbouwen, onder meer door het aanleveren van een zorgplan. Weliswaar hebben verzoekers (onder meer) op 1 september 2023 per e-mail diverse stukken aangeleverd, maar de voorzieningenrechter stelt vast dat daarmee geen (volledig) gevolg is gegeven aan het verzoek van de burgemeester. Zo is niet een zorgplan, maar alleen een zorgbeschrijving overgelegd en ook ontbreekt het antwoord op de vraag of de zorg op een andere locatie kan worden verleend. Evenmin is deze vraag, hoewel meermaals gesteld, ter zitting beantwoord. Ook is ter zitting niet nader toegelicht waarom belanghebbende vanwege zijn medische situatie aan de woning is gebonden. De enkele stellingen dat belanghebbende zich veilig voelt in de woning en het erg prettig en belangrijk is dat de verschillende ruimtes in de woning dicht bij elkaar liggen, zijn daartoe onvoldoende. De voorzieningenrechter is dan ook niet gebleken van een zodanig bijzondere binding met de woning dat belanghebbende vanwege zijn medische problemen niet (tijdelijk) in een andere woning zou kunnen verblijven.
11.5
Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat het uitgangspunt is dat een bewoner voor de periode van sluiting zelf op zoek gaat naar vervangende woonruimte, ook als hij daarvoor kosten moet maken. Verzoekers hebben aangegeven dat belanghebbende bij een tijdelijke sluiting niet in staat zal zijn om vervangende woonruimte bij Traverse, familie of bekenden te vinden, maar zij hebben deze stelling niet nader onderbouwd met objectiveerbare gegevens. Ook voor de stelling dat belanghebbende niet beschikt over financiële middelen om tijdelijk elders woonruimte te huren, ontbreekt een nadere onderbouwing met stukken. In dat kader is alleen een uitkeringsspecificatie verstrekt.
11.6
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende voldoende in zijn belangenafweging betrokken. Er is niet gebleken van een bijzondere binding aan de woning en dus geen reden waarom belanghebbende niet gedurende zes maanden elders zou kunnen verblijven.

Conclusie en gevolgen

12. Nu de voorzieningenrechter de verwachting heeft dat het besluit van de burgemeester tot sluiting van de woning en berging aan [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker] voor de duur van zes maanden in bezwaar standhoudt, is er geen reden om een voorlopige voorziening te treffen.
12.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening daarom af. Dat betekent dat de burgemeester mag overgaan tot sluiting van de woning en berging aan [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker] voor de duur van zes maanden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 31 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage – wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84:
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 5:1, eerste lid:
In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Artikel 5:21:
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Opiumwet
Op grond van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet – voor zover relevant – is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I en lijst II:
(..)
B. te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
(..)
MDMA (de werkzame stof in XTC), cocaïne, amfetamine staan op lijst I en hennep en hasjiesh staan op lijst II. Ketamine is een verboden middel op grond van de Geneesmiddelenwet.
Artikel 13b, eerste lid:
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet
Handelshoeveelheid
In geval van een hoeveelheid van > 5 hennepplanten/-stekken wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. Er is in dat geval geen sprake van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Een hoeveelheid van > 30 gram hennep of hasjiesj brengt het risico van overdraagbaarheid met zich mee. Vanaf 30 gram hennep/hasjiesj is er sprake van een handelshoeveelheid drugs.
In geval van harddrugs wordt 1 tablet c.q. 1 pil c.q. 1 ampul c.q. 1 gemiddelde consumptie-eenheid gelijkgesteld met 0,5 gram.
De voornoemde hoeveelheden worden in de beleidsregel in ieder geval beschouwd als een handelshoeveelheid drugs, bedoeld voor het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn in de zin van artikel 13b van de Opiumwet. Deze opsomming is niet limitatief.
Sluitingsduur
Woningen en/of bij woningen behorende erven worden gesloten in de volgende gevallen:
- harddrugs in woningen en/of op bij woningen behorende erven
Indien in woningen of op bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram, en/of (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn, is sprake van een ernstig geval en volgt bij een 1ste constatering een sluiting van 3 maanden. Bij een 2de overtreding van de Opiumwet in een woning of bij woningen behorende erven binnen vijf jaar na de eerste constatering, vindt er een sluiting plaats van 6 maanden. Bij een 3de constatering van overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de tweede constatering, vindt er een sluiting van 12 maanden plaats. Bij een 4de constatering van overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de derde constatering, vindt er een sluiting van 24 maanden plaats. Bij een 5de constatering van de Opiumwet binnen vijf jaar na de vierde constatering, vindt er een sluiting voor onbepaalde tijd plaats.
Overtreding
Sluiting
In een woning (en/of op bijbehorende erven) wordt harddrugs aangetroffen met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram
1ste constatering: 3 maanden sluiting
2de constatering: 6 maanden sluiting
3de constatering: 12 maanden sluiting
4de constatering: 24 maanden sluiting
5de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd
Indien in woningen of op bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) met een hoeveelheid van > 1000 gram en/of > 2000 pillen is er sprake van een
zeer ernstig gevalwaarbij de sanctie wordt opgelegd die hoort bij de 2de of volgende constatering.
-
harddrugs in woningen en/of op bij woningen behorende erven in eigendom van een woningcorporatie
Woningcorporaties verhuren voornamelijk woningen onder de liberalisatiegrens (sociale huurwoningen). Deze woningen zijn schaars en de wachtlijsten hiervoor zijn lang. Het is in het belang van de gemeente Tilburg om te zorgen voor voldoende aanbod van sociale huurwoningen voor haar inwoners. Het sluiten van woningen heeft consequenties voor de beschikbaarheid daarvan.
Om deze consequenties te beperken en gezien de bijzondere positie van woningcorporaties bij de behartiging van het belang van volkshuisvesting, geldt voor woningen en/of bij woningen behorende erven in eigendom van woningcorporaties een beperkte sluitingstermijn.
Indien in woningen of op bij woningen behorende erven in eigendom van een woningcorporatie:
- drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram, en/of;
- ( een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn;
is sprake van een
ernstig gevalen volgt bij een 1ste constatering een sluiting van 1 maand.
Bij een volgende constatering
(recidive)of in
zeer ernstige gevallen(zoals omschreven onder de twee voorgaande tabellen) is deze uitzondering niet van toepassing en wordt het reguliere beleid gevolgd.

Voetnoten

1.Artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de ABRvS van 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2614 en 19 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2776.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 7 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2418
4.ABRvS 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2856, r.o. 3.1.
5.ABRvS 25 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:277.