ECLI:NL:RBZWB:2023:7518
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid inspecteur tot navordering vennootschapsbelasting en kwade trouw adviseur
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 oktober 2023, in de zaak BRE 22/243, staat centraal of de inspecteur bevoegd was om een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting (vpb) op te leggen aan belanghebbende, een vennootschap die zich bezighoudt met advisering op het gebied van informatietechnologie. De inspecteur had eerder een navorderingsaanslag opgelegd over het jaar 2017, waarbij hij stelde dat er sprake was van kwade trouw van de adviseur van belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de adviseur opzettelijk onjuiste inlichtingen heeft verstrekt of juiste inlichtingen heeft onthouden. De rechtbank concludeert dat de inspecteur niet bevoegd was tot navordering op basis van kwade trouw.
Daarnaast beoordeelt de rechtbank of er sprake was van een redelijkerwijs kenbare fout, zoals bedoeld in artikel 16 van de Algemene wet rijksbelastingen (AWR). De rechtbank komt tot de conclusie dat er inderdaad een fout was in de primitieve aanslag, die door de navorderingsaanslag is hersteld. De rechtbank oordeelt dat deze fout voor belanghebbende redelijkerwijs kenbaar was, waardoor de inspecteur bevoegd was om de navorderingsaanslag op te leggen. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de navorderingsaanslag en de in rekening gebrachte belastingrente in stand blijven.