ECLI:NL:RBZWB:2023:7472

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
AWB-21_1305
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslag forensenbelasting in het kader van corona door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze uitspraak van 8 november 2023 beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van een belanghebbende tegen de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2020, opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Sluis. De belanghebbende, eigenaar van een recreatiewoning in [plaats 2], had haar hoofdverblijf in [plaats 1] en stelde dat zij door coronamaatregelen niet in staat was om meer dan 90 dagen gebruik te maken van haar woning. De heffingsambtenaar had de aanslag vastgesteld op € 1.830,50 en het bezwaar van de belanghebbende ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 27 september 2023 was de belanghebbende niet aanwezig, maar de heffingsambtenaar verdedigde de aanslag.

De rechtbank concludeert dat de aanslag terecht is opgelegd, ondanks de door de belanghebbende aangevoerde coronabeperkingen. De rechtbank stelt vast dat de woning in 2020 meer dan 90 dagen ter beschikking heeft gestaan aan de belanghebbende. Daarnaast wordt ingegaan op de argumenten van de belanghebbende over ongelijke behandeling en de wijziging van de heffingsgrondslag door de gemeente Sluis. De rechtbank oordeelt dat de gemeente binnen haar bevoegdheden handelt en dat er geen sprake is van willekeurige belastingheffing.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag forensenbelasting gehandhaafd blijft. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/1305

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats 1] ( [land] ), belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van SaBeWa (gemeente Sluis), de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 18 februari 2021.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag forensenbelasting opgelegd over het jaar 2020 voor de woning aan de [adres] te [plaats 2] tot een bedrag van € 1.830,50.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft namens de heffingsambtenaar [naam] deelgenomen. Belanghebbende was met voorafgaande kennisgeving niet aanwezig.

Feiten

2. Belanghebbende is sinds 2016 eigenaar van de recreatiewoning aan de [adres] te [plaats 2] (de woning). Belanghebbende heeft haar hoofdverblijf in [plaats 1] ( [land] ) en dus buiten de gemeente Sluis. De woning wordt niet verhuurd aan derden en staat enkel aan belanghebbende ter beschikking.
2.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende in voorgaande jaren aanslagen voor de forensenbelasting opgelegd, voor het jaar 2017 (€ 638,40), 2018 (€ 663,95) en 2019 (€ 1.047,40).

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de aanslag forensenbelasting 2020 terecht is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de aanslag terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
5. Op grond van artikel 223, eerste lid, van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, op meer dan negentig dagen van het jaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. De gemeente Sluis maakt gebruik van de mogelijkheid forensenbelasting te heffen. [1]
5.1.
Er mag echter geen aanslag forensenbelasting worden opgelegd aan een eigenaar die zijn woning (vrijwel) het gehele jaar aan een derde ter beschikking stelt voor verhuur (a) als die eigenaar in het geheel geen gebruik maakte van zijn woning, anders dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken (de a-grond), of (b) als de som van het aantal dagen van eigen gebruik en van het aantal dagen waarop de woning niet werd gebruikt, maar waarop deze moet worden geacht door die eigenaar beschikbaar te zijn gehouden voor zich of zijn gezin, niet meer dan 90 is (de b-grond). [2]
Gronden belanghebbende
6. Vast staat dat belanghebbende in het jaar 2020 haar hoofdverblijf niet in de gemeente Sluis had. Belanghebbende stelt dat het voor haar in 2020 niet mogelijk was om meer dan 90 dagen gebruik te maken van de woning in [plaats 2] , omdat er als gevolg van corona restricties waren voor uitreis, doorreis en inreis. Belanghebbende heeft aangevoerd dat vanaf 30 maart 2020 sprake was van een verbod op recreatief nachtverblijf in de provincie Zeeland.
6.1.
De rechtbank overweegt dat deze reisbeperkingen gedurende een beperkte periode in het jaar 2020 hebben geleid tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van recreatiewoningen in Zeeland. Ook als daarmee rekening wordt gehouden, moet worden vastgesteld dat de woning in het jaar 2020 meer dan 90 dagen aan belanghebbende ter beschikking heeft gestaan.
7. Belanghebbende stelt verder dat sprake is van ongelijke behandeling wat betreft de aftopping van het tarief van 3,5‰ op woningen tot € 700.000. Hierdoor is geen sprake van een evenredige heffing voor bezitters van minder dure en duurdere woningen. Bovendien is het tarief van de forensenbelasting fors verhoogd, waardoor de belasting geen bijdrage meer is tot de gemeentelijke voorzieningen, maar exploitatie.
7.1.
De rechtbank overweegt dat het de gemeente binnen de grenzen van artikel 219 en 223 van de Gemeentewet vrij staat om forensenbelasting te heffen, daarvoor een heffingsgrondslag te bepalen en een tarief vast te stellen. De uitkomst van deze vrijheid mag echter niet leiden tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing. [3] De gemeenteraad van de gemeente Sluis heeft besloten om met ingang van 2020 de heffingsgrondslag van de forensenbelasting te wijzigen. Vanaf 2020 wordt deze belasting berekend op basis van een promillage van de waarde voor de onroerende-zaakbelastingen in plaats van op basis van een gestaffelde waarde, zij het met een minimumheffing van € 350 en een maximum van € 2.450. Naar het oordeel van de rechtbank is van een willekeurige en onredelijke belastingheffing geen sprake bij de tariefstelling zoals die in de Verordening voor het jaar 2020 is vastgelegd.
8. Tevens voert belanghebbende aan dat eigenaren met een verhuurcontract die leegstand hadden, geen forensenbelasting moesten betaalden. Belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar de bezettingsgraad niet heeft gecontroleerd.
8.1.
Ter zitting is door de heffingsambtenaar aangevoerd dat bij eigenaren met verhuurcontracten wordt gecontroleerd op beschikbaarheid en eigen gebruik door de verhuurder van de woning. De rechtbank is van oordeel dat dit overeenkomt met de lijn als verwoord in overweging 5.1. In dit geval is geen sprake van verhuur en gaat de vergelijking met verhurende eigenaren niet op.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de aanslag forensenbelasting terecht is opgelegd en gehandhaafd blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van W.M.C. Oomen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.zie artikel 2, eerste lid, van de Verordening op de heffing en invordering van een forensenbelasting 2020 (hierna: Verordening)
2.zie het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ4972
3.zie onder meer Hof Amsterdam 8 januari 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:528 en Hoge Raad 4 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:648, rechtsoverwegingen 4.2 en 4.5