In deze uitspraak van 8 november 2023 beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van een belanghebbende tegen de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2020, opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Sluis. De belanghebbende, eigenaar van een recreatiewoning in [plaats 2], had haar hoofdverblijf in [plaats 1] en stelde dat zij door coronamaatregelen niet in staat was om meer dan 90 dagen gebruik te maken van haar woning. De heffingsambtenaar had de aanslag vastgesteld op € 1.830,50 en het bezwaar van de belanghebbende ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 27 september 2023 was de belanghebbende niet aanwezig, maar de heffingsambtenaar verdedigde de aanslag.
De rechtbank concludeert dat de aanslag terecht is opgelegd, ondanks de door de belanghebbende aangevoerde coronabeperkingen. De rechtbank stelt vast dat de woning in 2020 meer dan 90 dagen ter beschikking heeft gestaan aan de belanghebbende. Daarnaast wordt ingegaan op de argumenten van de belanghebbende over ongelijke behandeling en de wijziging van de heffingsgrondslag door de gemeente Sluis. De rechtbank oordeelt dat de gemeente binnen haar bevoegdheden handelt en dat er geen sprake is van willekeurige belastingheffing.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag forensenbelasting gehandhaafd blijft. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.