Uitspraak
1.Geding in cassatie
Het College heeft een conclusie van repliek ingediend.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de heffing van forensenbelasting door de gemeente Ommen. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Ommen had een aanslag forensenbelasting opgelegd aan de belanghebbende voor het jaar 2015, gebaseerd op de Verordening forensenbelasting 2015. De belanghebbende, die het recht van erfpacht had op een recreatiewoning, stelde dat de Verordening in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat er onderscheid werd gemaakt tussen gemeubileerde woningen die wel of niet onderdeel uitmaakten van een recreatiesamenstel. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had eerder geoordeeld dat de aanslag in strijd was met het gelijkheidsbeginsel en de aanslag verlaagd tot € 225.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de middelen van het College slagen. De gemeentelijke wetgever had bij de invoering van het onderscheid tussen woningen die wel en niet onderdeel uitmaken van een recreatiesamenstel, een ervaringsregel gehanteerd die niet onredelijk was. De Hoge Raad oordeelde dat de heffingsmaatstaf en tariefstelling niet in strijd waren met de wet of het gelijkheidsbeginsel. De uitspraak van het Hof werd vernietigd, maar de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd. De Hoge Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.