ECLI:NL:RBZWB:2023:7454

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_3051
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag hoog persoonlijk kilometer budget door bestuursorgaan

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om in aanmerking te komen voor een hoog persoonlijk kilometer budget (HPKB). Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 27 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 april 2023 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag in stand gelaten. De rechtbank heeft het beroep op 7 september 2023 op zitting behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.

Eiseres beschikt over een Valys-pas voor taxivervoer, waarmee zij aanspraak kan maken op een HPKB, een voorziening voor mensen met ernstige chronische beperkingen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat verweerder in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat eiseres vanuit strikt medische optiek in staat is om met de trein te reizen, al dan niet met assistentie. Eiseres heeft medische informatie overgelegd, maar deze toont niet aan dat zij niet met de trein kan reizen met behulp van een begeleider of hulpmiddel.

De rechtbank wijst erop dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM, omdat het contact met haar zoon niet door de afwijzing wordt belemmerd. De beroepsgronden van eiseres slagen niet, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.M.J.C. Paijmans, rechter, en is geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3051

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Ergec),
en
[verweerder] B.V., nu genaamd [bedrijf 1] B.V. [1] , verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om in aanmerking te komen voor een hoog persoonlijk kilometer budget. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 27 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 april 2023 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag in stand gelaten.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 7 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres beschikt over een Valys-pas voor taxivervoer. Het Valys-vervoer kent naast een standaard (‘laag’) ook (de mogelijkheid van) een hoog persoonlijk kilometer budget (hierna: HPKB). Een HPKB is een voorziening voor mensen met zeer ernstige chronische beperkingen van medische aard. Het is een vergoeding waarmee op jaarbasis maximaal 2.350 kilometer tegen een tarief van € 0,20 per kilometer van de taxi gebruik kan worden gemaakt. Een HPKB is daarmee een budget met meer kilometers dan het standaard budget van Valys (700 kilometer tegen € 0,20 per kilometer).

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het besluit van verweerder om de afwijzing van de aanvraag van eiseres om in aanmerking te komen voor een HPKB in stand te laten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat zijn de regels?
4. Verweerder beoordeelt, in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of de aanvrager in aanmerking komt voor een HPKB. Voor deze beoordeling baseert verweerder zich op het “Indicatieprotocol hoog persoonlijk kilometerbudget” (hierna: Protocol), dat vastgesteld is door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep – de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken – gaan de in het Protocol neergelegde toekenningscriteria de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten. [2] Uit het Protocol volgt dat een aanvrager in aanmerking komt voor een HPKB als:
de aanvrager beschikt over een Wmo-vervoersvoorziening (Valys-pas), een Wmo-rolstoel, scootmobiel of OV-begeleiderskaart
en
gebruik moet maken van een rolstoel of scootmobiel waarvan gewicht, en/of maatvoering in combinatie met de aanvrager (de zogenaamde ‘mens-machinecombinatie’) zodanig is dat deze de grenzen van mogelijkheid tot hulpverlening door NS overschrijden
en/of
door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek niet in staat is met de trein te reizen.
4.1.
Voor verweerder is een vaste regel bij zijn beoordeling ook, zoals is vermeld in het Protocol, dat Valys-pashouders bij het reizen zo nodig gebruik maken van individuele begeleiding en/of de door NS en Valys ter beschikking gestelde voorzieningen, zoals invalidetoiletten in de stations en in de treinen en NS-assistentieverlening. De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor het verzorgen van eventuele begeleiding tijdens de reis. Verweerder toetst of de aanvrager vanuit strikt medische optiek in staat is met de trein te reizen. Indien de aanvrager daartoe in staat is, al dan niet met assistentie, begeleiding en/of een hulpmiddel, wijst verweerder de aanvraag af, tenzij sprake is van een uitzonderlijke situatie die afwijking van de criteria in het Protocol rechtvaardigt.
Is eiseres vanuit strikt medische optiek in staat om met de trein te reizen?
5. Eiseres meent dat zij niet in staat is om met de trein te reizen. Eiseres vindt dat zij haar ziektebeeld voldoende heeft onderbouwd door verklaringen van haar behandelend verpleegkundige en huisarts te overleggen. Volgens eiseres maakt de combinatie van haar fysieke en psychische klachten dat zij niet in staat is om met de trein te reizen. Daarnaast is eiseres van mening dat verweerder contact op had moeten nemen met haar huisarts en/of verpleegkundige, om haar ziektebeeld te bespreken.
5.1.
Verweerder stelt dat de arts die de aanvraag van eiseres heeft beoordeeld alle (door eiseres verstrekte) medische informatie heeft betrokken in zijn beoordeling. Verweerder voert aan dat eiseres in beroep niet (nader) heeft onderbouwd dat zij vanuit medische optiek niet in staat is om met de trein te reizen en ook niet heeft gemotiveerd waarom de beoordeling van de arts onjuist is. Daarnaast benadrukt verweerder dat de arts heeft geconcludeerd dat eiseres vanuit medische optiek in staat is om met de trein te reizen, al dan niet met assistentie, begeleiding en/of een hulpmiddel. De verklaringen van de huisarts en verpleegkundige van eiseres hebben niet tot een andere conclusie geleid. Verweerder leidt uit deze verklaringen af dat reizen met de trein onoverzichtelijk, angstig en stressvol is voor eiseres, maar niet onmogelijk. Ook wijst verweerder erop dat in de verklaringen niet wordt ingegaan op de mogelijkheid om te reizen met begeleiding.
5.2.
De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat eiseres vanuit strikt medische optiek in staat is met de trein te reizen. Hoewel de medische informatie die eiseres beschikbaar heeft gesteld blijk geeft van een (uitgebreid) ziektebeeld, is niet vast komen te staan dat eiseres niet in staat is om met de trein te reizen. Uit de verklaringen van de huisarts en de verpleegkundige van eiseres blijkt namelijk niet dat zij niet met de trein kan reizen met behulp van een begeleider, NS-assistentie en/of haar scootmobiel. Dat reizen met de trein voor eiseres onoverzichtelijk, stressvol en angstig is, verandert het oordeel van de rechtbank niet, nu een begeleider eiseres onderweg juist met haar klachten zou kunnen helpen.
Anders dan door eiseres verzocht zal de rechtbank geen deskundige benoemen, omdat de door eiseres overgelegde medische informatie geen aanleiding geeft voor twijfel aan het oordeel van de arts. Die medische informatie toont niet aan dat eiseres – met begeleider – niet met de trein kán reizen. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres nog gezegd dat de arts die de aanvraag van eiseres heeft beoordeeld contact op had moeten nemen met haar behandelaars. De rechtbank is van oordeel dat de – bij aanvraag en in bezwaar – overgelegde medische informatie voor verweerder geen aanleiding hoefde te zijn om nader onderzoek te doen.
Eiseres heeft nog gesteld dat de afwijzing van de aanvraag strijdig zou zijn met artikel 8 van het EVRM, omdat zij in het contact met haar zoon zou worden belemmerd. Ook die grond slaagt niet, omdat het contact niet door de afwijzing wordt belemmerd. Het enige gevolg van de afwijzing kan zijn dat eiseres niet extra wordt gefaciliteerd. De beroepsgronden van eiseres slagen niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een HPKB terecht in stand heeft gelaten. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.M.J.C. Paijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.A. de Rooij, griffier, op 10 oktober 2023 en geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.In zaken als deze werden de bevoegdheden voorheen door de [adviesbureau] B.V. uitgevoerd, handelend onder de naam [naam 1] of [naam 2] . Vanaf 1 januari 2021 is [adviesbureau] opgegaan in [bedrijf 2] B.V. [bedrijf 2] B.V. behoort samen met [bedrijf 1] B.V. tot de [groep] .