Uitspraak
17.281 VALYS
OVERWEGINGEN
31 maart 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AV8198, vloeit voort dat het bovenregionale vervoer van gehandicapten als een publieke taak moet worden aangemerkt. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft voor de organisatie en uitvoering van de indicatiestelling voor het bovenregionaal vervoer in het najaar van 2014 de “Dienstverleningsovereenkomst tot indicatiestelling van hoog persoonlijk kilometerbudget bovenregionaal vervoer voor mensen met een mobiliteitsbeperking” gesloten met FMMU. Nu de ingevolge deze overeenkomst aan FMMU opgedragen – en door haar aanvaarde – bevoegdheid om te beslissen op een verzoek om toekenning van een hoog pkb wordt uitgeoefend in het kader van de publieke taak van de minister, vervult ook FMMU – in zoverre – een publieke taak. Nu de minister blijkens de overeenkomst in overwegende mate invloed heeft op de wijze waarop FMMU haar publieke taak dient te vervullen en de door FMMU vervulde publieke taak in overwegende mate door de overheid wordt gefinancierd, is de Raad van oordeel dat FMMU bij het nemen van beslissingen op verzoeken om toekenning van een hoog pkb een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van de betrokken gehandicapte uitoefent. FMMU is derhalve met openbaar gezag bekleed en is bij het nemen van beslissingen op verzoeken om toekenning van een hoog pkb een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb. Hieruit vloeit voort dat de beslissing van FMMU op de aanvraag van appellante om toekenning van een hoog pkb en de beslissing op het verzoek om heroverweging, moeten worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, van de Awb, waartegen respectievelijk bezwaar en beroep openstond.
1 december 2014 gehanteerde indicatieprotocol en dat niet beoogd is een ander toetsingkader te hanteren. Ook de in dit Indicatieprotocol neergelegde toekenningscriteria gaan de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten. Vergelijk de uitspraak van de Raad van
13 juni 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW8656.
23 juli 2015 van de revalidatieafdeling van het UMCG, een brief van de uroloog van
31 maart 2015 en een huisartsenjournaal van 11 februari 2016, in zijn beoordeling heeft betrokken. Op basis van deze informatie heeft hij geconcludeerd dat met behulp van begeleiding het reizen met de trein tot de mogelijkheden behoort. Appellante heeft in hoger beroep geen medische gegevens overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt dat zij vanwege haar lichamelijke conditie enkel met een taxi kan reizen. De gedingstukken bieden ook verder geen aanknopingspunten voor de conclusie dat appellante vanuit strikt medische optiek niet samen met een begeleider met de trein zou kunnen reizen.