ECLI:NL:CRVB:2022:1049

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
21/242 VALYS
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag hoog persoonlijk kilometerbudget voor reiziger met verstandelijke beperking

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Limburg. De appellante, geboren in 1940 en met een verstandelijke beperking, had een aanvraag ingediend bij FMMU Advies B.V. voor een hoog persoonlijk kilometerbudget (pkb) om gebruik te kunnen maken van de trein. FMMU had deze aanvraag afgewezen, omdat zij van mening was dat appellante, met de juiste begeleiding en hulpmiddelen zoals een rolstoel, in staat was om met de trein te reizen. De rechtbank had deze afwijzing bevestigd, wat leidde tot het hoger beroep van appellante.

Tijdens de zitting op 9 maart 2022 heeft de Raad de argumenten van appellante gehoord, waaronder een verklaring van haar arts, die stelde dat zij om medische redenen niet met het openbaar vervoer kon reizen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de overgelegde verklaring niet voldoende was om het oordeel van de arts van FMMU te weerleggen. De Raad benadrukte dat appellante zelf verantwoordelijk is voor het regelen van een begeleider, en dat de omstandigheden die zij aanvoerde niet voldoende waren om af te wijken van het Indicatieprotocol voor het hoog pkb.

Uiteindelijk heeft de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.

Uitspraak

21.242 VALYS

Datum uitspraak: 6 april 2022
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Limburg van 1 december 2020, 19/2031 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
FMMU Advies B.V. ( FMMU )
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft [naam] hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
FMMU heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2022. Appellante is verschenen, bijgestaan door [naam] . FMMU heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.L. Lebon.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren in 1940, heeft onder meer een verstandelijke beperking. Zij beschikt over een Valys-pas met een laag persoonlijk kilometerbudget (pkb). Op 15 mei 2019 heeft zij bij FMMU een aanvraag ingediend om toekenning van een hoog pkb.
1.2.
Bij besluit van 26 mei 2019, gehandhaafd bij besluit van 10 juli 2019 (bestreden besluit), heeft FMMU de aanvraag van appellante afgewezen. FMMU heeft hieraan ten grondslag gelegd dat appellante in staat is om met begeleiding en met een hulpmiddel (bijvoorbeeld een rolstoel) te reizen met de trein.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. FMMU heeft bij de beoordeling van de aanvraag de criteria als opgenomen in het Indicatieprotocol Hoog Persoonlijk Kilometer Budget (Indicatieprotocol) als uitgangspunt genomen. De in het Indicatieprotocol neergelegde toekenningscriteria gaan de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten. De arts van FMMU heeft op basis van het dossier, een gesprek met de gemachtigde van appellante en informatie van de huisarts geoordeeld dat appellante medisch in staat is om met de trein te reizen. De rechtbank heeft geen redenen gezien om aan dat oordeel te twijfelen. Van belang is dat de arts van FMMU uitgaat van een reis met begeleiding en het gebruik van een rolstoel. Volgens de rechtbank zijn hiermee de bezwaren tegen het reizen met de trein – als gevolg van de beperkingen van appellante – voldoende ondervangen. Ter zitting heeft de gemachtigde van FMMU toegelicht dat appellante bovendien met haar Valyspas met laag pkb automatisch recht heeft op Valys Begeleid. Dit betekent dat appellante van deur tot treinstation met een Valystaxi wordt gebracht, het reizen per trein onder volledige begeleiding doet (met behulp van een Valys Reismaatje) en vervolgens bij het eindstation van de trein per Valystaxi naar haar eindbestemming wordt gebracht. Ook kan appellante op een station, eventueel met assistentie van NS Reizigers of met begeleiding, gebruik maken van het invalidentoilet. Niet aannemelijk is geworden dat appellante op grond van objectieve medische redenen niet in staat zou zijn om met begeleiding en in een rolstoel met de trein te reizen. Naar het oordeel van de rechtbank is ook niet gebleken van omstandigheden die ertoe leiden dat sprake is van een zodanig bijzondere situatie dat afwijking van het Indicatieprotocol gerechtvaardigd is.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd om medische redenen niet met het openbaar vervoer te kunnen reizen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante een ongedateerde verklaring overgelegd van G.J.M. de Leijer, arts verstandelijk gehandicapten van Stichting [naam stichting] . Ook heeft appellante betoogd dat er geen persoonlijke begeleiding voor haar beschikbaar is. Een Valys Reismaatje is geen mens van vlees en bloed, maar een apparaat waar zij als gevolg van haar verstandelijke beperking niet mee kan omgaan. Verder kan appellante met een laag pkb slechts enkele keren per jaar op bezoek bij haar familie. Gezien deze omstandigheden had FMMU haar een hoog pkb moeten verstrekken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
4.2.
De Raad is van oordeel dat op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting niet aannemelijk is geworden dat appellante op medische gronden geen gebruik zou kunnen maken van de trein. In de overgelegde verklaring van de arts verstandelijk gehandicapten ziet de Raad, anders dan appellante, geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. Deze verklaring weerlegt niet het standpunt van de arts van FMMU dat appellante met begeleiding en met een hulpmiddel gebruik kan maken van de trein.
4.3.
De beroepsgrond van appellante dat er geen begeleiding beschikbaar is om met haar mee te reizen, leidt de Raad niet tot een ander oordeel. In het licht van de beperkte strekking van het Indicatieprotocol ligt het op de weg van appellante zelf om te zorgen voor een begeleider. Vergelijk de uitspraak van de Raad van 15 oktober 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3430.
4.4.
De door appellante aangevoerde omstandigheden zijn geen aanleiding om aan te nemen dat appellante, in afwijking van het beoordelingskader, toch in aanmerking komt voor een hoog pkb.
4.5.
Uit wat onder 4.1 tot en met 4.4 is overwogen, volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé als voorzitter en D.S. de Vries en A.E. Dutrieux als leden, in tegenwoordigheid van E.J. van der Veldt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2022.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) E.J. van der Veldt