ECLI:NL:RBZWB:2023:7434
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en de waardevermindering van een motorrijtuig
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 oktober 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 12.236, welke door de rechtbank als terecht werd beoordeeld. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van belanghebbende, die onder andere een historische nieuwprijs van € 161.333 bepleit, terwijl de inspecteur een nieuwprijs van € 162.392 hanteert. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast voor de historische nieuwprijs bij belanghebbende ligt, en dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling.
Daarnaast wordt de waardevermindering wegens schade besproken. Belanghebbende stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met de schade aan het voertuig, maar de rechtbank concludeert dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de schade groter is dan door de inspecteur is vastgesteld. De rechtbank wijst erop dat de normale gebruiksschade niet in mindering kan worden gebracht op de handelsinkoopwaarde van de auto. Ook de stelling van belanghebbende dat het ontbreken van een oordeel van de RDW over de kilometerstand een waardedrukkende factor is, wordt door de rechtbank verworpen, omdat hij niet heeft aangetoond dat er sprake is van onregelmatigheden.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.