Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2023 in de zaak tussen
[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder
Procesverloop
€ 6.263,03 van eiser teruggevorderd.
Overwegingen
Feiten
Standpunten partijen
daaropvolgendeTozo maanden. Het inkomen voorafgaande aan de Tozo speelt geen rol. De Tozo kan alleen worden teruggevorderd als er sprake is van fraude en eiser heeft geen fraude gepleegd. Het college heeft ook niet aangetoond dat eiser fraude zou hebben gepleegd. Eiser heeft de inlichtingenplicht niet geschonden. Op de aanvraagformulieren voor Tozo 1 en Tozo 2 heeft hij terecht en juist verklaard dat hij financieel geraakt wordt als gevolg van de coronacrisis. Er is sprake van een causaal verband tussen de coronacrisis en de maatregelen en de inkomensderving in de daaropvolgende kalendermaanden. Eisers inkomen lag gedurende de Tozo 1 en 2 periode onder het sociaal minimum. Er is sprake van schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Zo is het bestreden besluit genomen zonder dat eiser gehoord is. Verder wist het college al via de bij de aanvragen ingeleverde bewijsstukken dat eiser voorafgaande aan de Tozo geen inkomen had boven het sociaal mininum. Om dan anderhalf jaar later op die grond de verstrekte uitkering in te trekken en terug te vorderen, is in strijd met het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. Het gelijkheidsbeginsel is geschonden omdat er, anders dan de gemeente Tilburg, ook gemeenten zijn die ruimhartig zijn omtrent de Tozo. Het evenredigheidsbeginsel is geschonden omdat de gevolgen voor eiser zwaarder wegen dan de belangen van het college door handhaving van het besluit. Eiser meent recht te hebben op een schadevergoeding (in de vorm van wettelijke rente over de terugbetaalde uitkering).
.Van een schending van de algemene beginselen van bestuur is geen sprake.
Oordeel van de rechtbank
“Ik ben werkzaam als freelancer / interim vakgebied bedrijfseconomie. Voor aankondiging van de corona maatregelen dwz lockdown en thuiswerken had ik geen opdracht en het is door de maatregelen ook heel moeilijk om op dit moment aan een opdracht te komen”.Eiser heeft daarmee uit eigen beweging gemeld dat hij zowel vóór als na de coronamaatregelen geen opdracht had, dan wel moeilijk aan opdrachten kon komen met zijn bedrijf. Vervolgens heeft eiser op verzoek ook de jaarrekeningen over de jaren 2019 en 2020 ingeleverd waaruit blijkt dat zijn bedrijf geen omzet had in die jaren. De conclusie van het college, dat eiser zijn inlichtingenplicht zou hebben geschonden, vindt dan ook onvoldoende steun in de feitelijke gegevens.
gehoudenwas de uitkering in te trekken (artikel 54, derde lid, eerste volzin, van de Participatiewet) en terug te vorderen (artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet). Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig voorbereid en berust niet op een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit is dus in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bezien moet worden welk vervolg hieraan wordt gegeven.
bevoegdheidheeft om de verstrekte uitkering in te trekken (artikel 54, derde lid, tweede volzin, van de Participatiewet). In de nieuw te nemen beslissing op bezwaar dient het college te betrekken dat de bijstand in dat geval alleen kan worden herzien of ingetrokken indien de betrokkene redelijkerwijs kon begrijpen dat hij te veel of ten onrechte bijstand ontving. In dat kader dient eisers beroep op het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel (zie Centrale Raad van Beroep, 11 oktober 2022, ECLI:NL:2022:2207) besproken te worden.