ECLI:NL:RBZWB:2023:7057

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3304
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle heeft de aanvraag met het besluit van 23 september 2021 afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het college is bij de afwijzing gebleven in het bestreden besluit van 23 mei 2022. De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het college.

Eiseres had een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor de aanschaf van een driewielfiets met trapondersteuning. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de hulpvraag van eiseres. Er heeft een keukentafelgesprek plaatsgevonden en eerdere bevindingen zijn betrokken bij de besluitvorming. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft geweigerd de maatwerkvoorziening toe te kennen, omdat eiseres met de beschikbare vervoersmiddelen, waaronder het openbaar vervoer en de regiotaxi, in haar vervoersbehoefte kan voorzien.

De rechtbank heeft ook de beroepsgrond van eiseres dat de weigering in strijd is met het VN-verdrag Handicap verworpen, omdat deze te laat is ingediend. Het beroep op het vertrouwensbeginsel is eveneens afgewezen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat er concrete toezeggingen zijn gedaan door het college. De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden heeft geweigerd de gevraagde voorziening toe te kennen, en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3304 WMO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. de Jong),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo).
Het college heeft de aanvraag met het besluit van 23 september 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 mei 2022 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en namens het college mr. [vertegenwoordiger college] .

Feiten en omstandigheden

1. Eiseres heeft zich bij het college gemeld voor een WMO-voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor de aanschaf van een driewielfiets met trapondersteuning.
Op 14 juli 2021 heeft het (telefonische) keukentafelgesprek plaatsgevonden.
Met het besluit van 22 september 2021 heeft het college geweigerd de door eiseres gevraagde maatwerkvoorziening toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college terecht heeft geweigerd aan eiseres een maatwerkvoorziening toe te kennen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Wettelijk kader
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt daarvan onderdeel uit.
Standpunt eiseres
4. Eiseres heeft opgemerkt dat het college geen medisch onderzoek heeft laten verrichten om te beoordelen op welke wijze zij gebruik kan maken van het openbaar vervoer. Met de rolstoel kan zij geen gebruik maken van het openbaar vervoer, zodat zij daarmee niet in haar vervoersbehoefte kan voorzien. Eiseres betwist dat zij de auto zelfstandig kan gebruiken. Verder heeft eiseres gesteld dat het college voorbij gaat aan de sportbehoefte van eiseres en dat de driewieler ook als sporthulpmiddel gebruikt kan worden.
Standpunt college
5. Het college stelt dat het openbaar vervoer adequaat is. Het openbaar vervoer is voor iedereen toegankelijk. In [plaats 1] en [plaats 2] zijn de meeste bushaltes aangepast op rolstoelvervoer. Dit geldt ook voor de meeste bussen.
Het college merkt verder nog op dat eiseres ook gebruik kan maken van de regiotaxi op tijden dat het openbaar vervoer niet beschikbaar is. Hoewel eiseres niet voltijds gebruik kan maken van de auto, kan zij deze wel gebruiken voor haar vervoersbehoefte. Het college heeft gesteld de vervoersbehoefte van eiseres te hebben onderzocht. Eiseres kan met de haar ter beschikking staande vervoersmiddelen in haar vervoersbehoefte voorzien.
Met betrekking tot de sportbehoefte van eiseres heeft het college verwezen naar het verweerschrift in bezwaar.
Beoordeling rechtbank
6. Naar vaste rechtspraak moet het college bij de beoordeling van een maatwerkvoorziening in het kader van de WMO voldoende kennis vergaren over de van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Dit betekent dat wanneer bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Pas wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Vervolgens moet het onderzoek er op gericht zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn, dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist, zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken. [1]
7. De rechtbank is van oordeel dat het college zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de hulpvraag van eiseres en welke problemen zij ondervindt. Er heeft een keukentafelgesprek plaatsgevonden en ook de bevindingen uit het eerdere onderzoek in 2020 naar de vervoersbehoefte zijn betrokken bij de besluitvorming. In 2020 heeft eiseres een pgb toegekend gekregen om een rolstoel aan te schaffen. Uit het onderzoek in 2020 is gebleken dat eiseres met de rolstoel ook gebruik wil maken van het openbaar vervoer. Daarnaast maakte zij gebruik van een elektrische fiets. In het keukentafelgesprek van 14 juli 2021 is geconstateerd dat eiseres geen gebruik meer kan maken van haar elektrische fiets vanwege balansproblemen. Hierdoor bestaat er een groot valrisico. Voor het overige is de situatie ten opzichte van de beoordeling in 2020 niet veranderd. Uit het verslag van dit gesprek blijkt dat de medische situatie van eiseres bekend is bij het college en ook dat er geen verschil van mening bestaat over de medische beperkingen die eiseres ervaart. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet noodzakelijk was om een nader onderzoek door een arts te laten verrichten.
8. Het college heeft gemotiveerd, en met stukken onderbouwd, gesteld dat eiseres gebruik kan maken van het openbaar vervoer en de regiotaxi. Daarnaast kan eiseres (incidenteel) gebruik maken van de eigen auto. De stelling van eiseres dat zij geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer volgt de rechtbank niet. Eiseres heeft de rolstoel in 2020 immers ook toegekend gekregen zodat zij met die rolstoel gebruik kan maken van het openbaar vervoer. Uit de stukken blijkt ook dat zij daadwerkelijk gebruik maakt van het openbaar vervoer. Eiseres heeft ook ter zitting bevestigd dat zij gebruik kan maken van het openbaar vervoer (en rolstoel), maar dat de reis dan soms (aanzienlijk) langer duurt.
De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar stelling dat er nog een medisch onderzoek had moeten plaatsvinden naar haar mogelijkheden om gebruik te maken van het openbaar vervoer. Dat het openbaar vervoer wellicht een langere reistijd met zich brengt dan het vervoer met een driewieler, maakt niet dat niet gesteld kan worden dat het openbaar vervoer geen adequate vervoersmogelijkheid is. Hetzelfde geldt voor de regiotaxi. Eiseres heeft niet onderbouwd, anders dan dat dit een langere reistijd oplevert, waarom zij geen gebruik zou kunnen maken van de regiotaxi. Nu eiseres zowel met de regiotaxi als het openbaar vervoer, in combinatie met haar rolstoel, kan voorzien in haar vervoersbehoefte bestaat er geen noodzaak om aan een pgb voor de aanschaf van een elektrische driewieler te verstrekken. Alleen de wens van eiseres om in beweging te blijven is onvoldoende om een maatwerkvoorziening te verstrekken.
9. Eiseres heeft in bezwaar en beroep ook gesteld dat de driewielfiets is aangevraagd om in haar sportbehoefte te voorzien. Nog los van het feit dat eiseres de driewielfiets niet heeft aangevraagd als sportvoorziening, is het de rechtbank ook niet gebleken dat eiseres voor haar maatschappelijke participatie is aangewezen op sporten met de driewielfiets. Overigens blijkt uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken niet dat eiseres de bedoeling heeft te sporten met de driewielfiets. Veeleer wil zij deze driewielfiets om meer in beweging te blijven. Zoals onder punt 7 al overwogen is die wens onvoldoende voor het verstrekken van een voorziening. Overigens heeft eiseres ter zitting ook erkend dat de vervoersbehoefte de hoofdzaak is en dat de mogelijkheid tot sporten/bewegen met de fiets een bijkomend voordeel geeft.
10. De beroepsgrond dat weigering van de gevraagde voorziening in strijd is met het VN-verdrag Handicap is tardief. Deze beroepsgrond is immers pas tijdens de zitting voor het eerst aangevoerd. Dit heeft tot gevolg dat de beginselen van een goede procesorde zich verzetten tegen de beoordeling daarvan. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat eiseres deze grond in een veel eerder stadium naar voren had kunnen brengen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding een inhoudelijk oordeel over deze beroepsgrond te geven.
11. Eiseres heeft een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. [2]
12. Eiseres heeft gesteld dat er sprake is geweest van een (herhaalde) toezegging door de Klantmanager zorg Gemeente Goirle, als gevolg waarvan zij – subsidiair – in aanmerking meent te komen voor een pgb ter hoogte van de kosten van een driewielfiets van Medipoint/Welzorg.
Uit de weergave van het keukentafelgesprek blijkt echter niet dat aan eiseres is toegezegd dat zij in aanmerking komt voor een driewielfiets met trapondersteuning. Ook uit de overige stukken blijkt de rechtbank niet dat er sprake is geweest van een concrete toezegging als hiervoor bedoeld. De rechtbank kan het college volgen in zijn stelling, dat zo er al gesproken zou zijn over de mogelijkheid dat een driewielfiets (van Medipoint/Welzorg) zou kunnen worden toegekend, dit tijdens de onderzoeksfase is geweest. Als tijdens de onderzoeksfase gesproken wordt over een mogelijkheid dat een bepaalde voorziening toegekend kan worden, betekent dat niet dat een betrokkene erop mag vertrouwen dat dat een dergelijke voorziening daadwerkelijk wordt toegekend. Pas nadat het onderzoek is afgerond kan er immers besloten worden of en zo ja welke vervoersvoorziening toegekend kan worden. Nu uit het onderzoek is gebleken dat eiseres voldoende is gecompenseerd voor haar vervoersbehoefte is de rechtbank van oordeel dat er geen gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt dat aan eiseres een pgb voor de aanschaf van de door eiseres gewenste driewielfiets zou worden verstrekt. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaag daarom niet.

Conclusie en gevolgen

13. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het college op goede gronden heeft geweigerd de gevraagde voorziening toe te kennen. Dit betekent dat het beroep ongegrond zal worden verklaard.
14. Omdat het beroep ongegrond zal worden verklaard, bestaat geen aanleiding om het college te veroordeling in de proceskosten. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 10 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Wettelijk kader
WMO
Artikel 1.1.1 (voor zover van belang)
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen.
Artikel 2.3.1
Het college draagt er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 2.3.2, vierde lid, onder a en b
Het college onderzoekt:
a.de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;
b.de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang.
Artikel 2.3.5, derde lid
Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Goirle 2020
Artikel 3.1, eerste lid, onder b, sub 2
Een cliënt komt enkel in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming voor zover
het betreft een van de voorzieningen:
Een sportvoorziening, onverminderd artikel 4.1, vierde lid;
Artikel 4.1, vierde lid,
Voor het participeren door middel van georganiseerd aangepast sporten waarvoor een sportvoorziening noodzakelijk is, kan maximaal een keer per drie jaar een financiële tegemoetkoming worden verstrekt.