ECLI:NL:RBZWB:2023:6903
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 oktober 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 1.653, welke door de rechtbank als terecht werd beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de bewijslast voor de historische nieuwprijs van de auto bij belanghebbende ligt, en dat deze niet overtuigend heeft aangetoond dat de auto een hogere waarde had dan door de inspecteur vastgesteld. Tevens wordt er geen rekening gehouden met de door belanghebbende gestelde schade, omdat de rechtbank oordeelt dat er geen waardevermindering is aangetoond. De rechtbank wijst ook het beroep op artikel 110 VWEU af, omdat belanghebbende niet heeft aangetoond dat er sprake is van ongelijkheid in de belastingheffing ten opzichte van gelijksoortige voertuigen. Belanghebbende verzoekt om een immateriële schadevergoeding wegens de lange duur van de procedure, welke door de rechtbank wordt toegewezen tot een bedrag van € 500. De rechtbank oordeelt dat de Minister van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk is voor deze schadevergoeding, evenals voor de proceskosten van € 837 en het griffierecht van € 365. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.