ECLI:NL:RBZWB:2023:6900
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de naheffingsaanslag Bpm en de gevolgen van immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 september 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 6.598, welke later werd verminderd tot € 6.138 na bezwaar. De rechtbank behandelt het beroep dat is ingesteld tegen deze uitspraak op bezwaar, waarbij de gemachtigde van belanghebbende aanwezig was, evenals vertegenwoordigers van de inspecteur.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat deze verminderd moet worden. Belanghebbende had op 13 november 2017 een bedrag van € 3.936 aan Bpm voldaan voor de registratie van een Audi A3. De rechtbank stelt vast dat de verschuldigde Bpm uiteindelijk € 4.801 bedraagt, waardoor de naheffingsaanslag wordt verminderd tot € 865. Tevens wordt de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig aangepast.
Daarnaast oordeelt de rechtbank over de immateriële schadevergoeding wegens de lange duur van de procedure. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden met 21 maanden en kent belanghebbende een schadevergoeding toe van € 2.000, waarvan € 667 voor rekening van de inspecteur en € 1.333 voor rekening van de Staat der Nederlanden. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en verplicht de inspecteur tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende.