ECLI:NL:RBZWB:2023:6749

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
21/5950
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van leges in het bestuursrechtelijke kader met betrekking tot omgevingsvergunningen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 28 september 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 15 juni 2021 leges ter hoogte van € 85,30 in rekening gebracht voor de behandeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Belanghebbende had eerder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een paardenbak, maar stelde dat de gemeente had moeten handelen door de eerste vergunning te wijzigen in plaats van een nieuwe aanvraag te eisen. De rechtbank oordeelt dat de leges terecht zijn opgelegd, omdat belanghebbende een nieuwe aanvraag heeft ingediend en de heffingsambtenaar de leges op basis van de geldende tarieven correct heeft vastgesteld. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af, omdat de redelijke termijn niet is overschreden. De uitspraak bevestigt dat de legesnota in stand blijft en dat belanghebbende geen griffierecht of proceskosten vergoed krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/5950

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats 1], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 23 december 2021.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft op 15 juni 2021 aan belanghebbende € 85,30 aan leges in rekening gebracht.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens de heffingsambtenaar [naam 1] en [naam 2]. De gemachtigde heeft kort voor de zitting gemeld dat hij niet zou verschijnen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar het bedrag aan leges terecht in rekening heeft gebracht. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en zijn de leges terecht in rekening gebracht. Na opsomming van de feiten legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft op 19 juli 2017 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een paardenbak aan de [adres] te [plaats 2]. De geraamde bouwkosten volgens de aanvraag bedroegen € 8.800. Aan belanghebbende zijn leges in rekening gebracht.
3.1.
Belanghebbende heeft beroep en ook hoger beroep ingesteld met betrekking tot de afdoening van de aanvraag. Uiteindelijk heeft de verleende omgevingsvergunning (met voorwaarden) rechtskracht verkregen.
3.2.
Belanghebbende heeft op 23 april 2021 (opnieuw) een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een paardenbak op het genoemde adres waarbij de beoogde paardenbak anders zou worden gesitueerd en geen voorwaarden nodig waren met betrekking tot het kappen van bomen. De geraamde bouwkosten volgens de aanvraag bedroegen € 5.000.
3.3.
Op 4 mei 2021 heeft het college op deze aanvraag een omgevingsvergunning verleend. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag heeft de heffingsambtenaar het bedrag van € 85,30 in rekening gebracht. Ook deze omgevingsvergunning heeft rechtskracht verkregen. [1]

Overwegingen

4. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Is de legesaanslag terecht opgelegd?
4.1.
Belanghebbende stelt dat de gemeente anders had moeten handelen. Het college had de eerste omgevingsvergunning, lopende de hoger beroepsprocedure tegen die vergunning en zonder afzonderlijke aanvraag, moeten wijzigen omdat sprake was van een geringe wijziging van de plannen. Door de eerste omgevingsvergunning niet te wijzigen heeft de gemeente belanghebbende feitelijk gedwongen een nieuwe aanvraag in te dienen, waardoor hij voor het in behandeling nemen van de tweede aanvraag leges moest betalen.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat de omgevingsvergunningen geen onderwerp van deze procedure zijn. De rechtbank beoordeelt alleen of de leges terecht en tot een niet te hoog bedrag in rekening zijn gebracht. Dit betekent dat belanghebbendes stellingen met betrekking tot de handelwijze van het college ten aanzien van de omgevingsvergunning buiten beschouwing blijven.
4.3.
Vast staat dat belanghebbende op 23 april 2021 een aanvraag voor een omgevingsvergunning heeft ingediend. Op basis van het in behandeling nemen van deze aanvraag is belanghebbende leges verschuldigd en dit betekent dat de heffingsambtenaar terecht leges in rekening heeft gebracht.
4.4.
Hetgeen vóór of ná het in behandeling nemen van de aanvraag tussen belanghebbende en de gemeente Veere heeft gespeeld, kan daaraan niet afdoen. [2] Ook het gegeven dat de eerste omgevingsvergunning onderwerp was van een bestuursrechtelijke procedure maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Belanghebbende heeft er voor gekozen een nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning in te laten dienen in plaats van de procedure over de eerste omgevingsvergunning af te wachten. [3] Dat het indienen van de aanvraag op enigerlei wijze is afgedwongen door het college, zoals belanghebbende stelt, is niet aannemelijk geworden.
Is de aanslag op de juiste grondslag gebaseerd?
4.5.
Belanghebbende stelt dat de legesnota op een onjuiste grondslag is gebaseerd. Volgens belanghebbende heeft de heffingsambtenaar de grondslag ten onrechte, en bovendien foutief, hersteld in de bezwaarfase. Artikel 2.7 van de Tarieventabel had toegepast moeten worden, aldus belanghebbende.
4.6.
De heffingsambtenaar heeft op de legesnota verwezen naar de verleende vergunning, geen verwijzing opgenomen naar de Tarieventabel en in rekening gebracht het bedrag van € 85,30 dat in de Tarieventabel is opgenomen 'voor andere activiteiten' (post 2.10) terwijl volgens belanghebbende het tarief € 202,10 zou moeten zijn voor een 'geringe wijziging in het project' (post 2.7).De heffingsambtenaar heeft dan ook geen te hoog bedrag in rekening gebracht.
4.7.
Gelet op het voorgaande heeft de heffingsambtenaar terecht leges in rekening gebracht en het bedrag niet te hoog vastgesteld. In hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd, waaronder de schending van het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, ziet de rechtbank geen grond voor vernietiging van de legesnota. Het beroep dient om die reden ongegrond te worden verklaard.
Vergoeding van immateriële schade
4.8.
Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade in verband met de duur van de bezwaar- en beroepsprocedure. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is aangevangen op 29 september 2021. De rechtbank doet uitspraak op 28 september 2023. Dit betekent dat de redelijke termijn niet is overschreden. De rechtbank wijst daarom het verzoek om een vergoeding af.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de legesnota in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt-Suurmeijer, griffier, op 28 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.
.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Gemeentewet
Op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van, door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
Verordening op de heffing en de invordering van leges 2021 (Legesverordening 2021)
Artikel 2. Belastbaar feit
1. Onder de naam "leges" worden rechten geheven voor:
a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten,
Artikel 3. Belastingplicht
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, de Nederlandse identiteitskaart of het reisdocument dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.
Artikel 5. Maatstaven van heffing en tarieven
1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Bijlage tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2021
2.3.1
Bouwactiviteiten
2.3.1.1. Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:
2.3.1.1.1 indien de bouwkosten minder bedragen dan € 10.000 € 204,00
2.7
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag € 202,10
tot wijziging van een omgevingsvergunning als gevolg van een, naar de
omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging in het project:
2.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag € 85,30
om een andere, in deze titel niet benoemde beschikking.

Voetnoten

1.zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2331
2.zie Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 9 juli 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2074, overweging 4.5
3.zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29 juli 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:6002