In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 28 november 2019 het beroep van belanghebbende tegen de legesnota van de gemeente Goes ongegrond verklaarde. De heffingsambtenaar had een aanslag leges van € 2.931,71 opgelegd voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar kennelijk ongegrond. Hierop volgde het beroep bij de rechtbank, die de uitspraak van de heffingsambtenaar bevestigde.
Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Tijdens de zitting op 19 juni 2020 werd belanghebbende telefonisch gehoord, terwijl de heffingsambtenaar niet aanwezig was. Belanghebbende betwistte de leges en voerde aan dat hij niet voldoende was gehoord door de gemeente. Het hof oordeelde dat de leges terecht waren geheven, omdat het in behandeling nemen van de aanvraag het belastbare feit was, ongeacht of de vergunning uiteindelijk werd verleend. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak van het hof werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter M.J.C. Pieterse en de rechters M. Harthoorn en M.H.P. Groenland. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 9 juli 2020. Belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.