Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
29 juli 2014
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 10 maart 2014, waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de legesnota van de heffingsambtenaar ongegrond verklaarde. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een legesnota opgelegd van € 1.126,38 voor de behandeling van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning. Na bezwaar werd dit bedrag verlaagd tot € 844,78. Belanghebbende stelde dat de tweede legesnota onterecht was vastgesteld, omdat de gemeente Losser de vergunning voor de tweede aanvraag had verleend na een eerdere weigering. De rechtbank oordeelde dat de tweede aanvraag in behandeling was genomen en dat de leges terecht waren geheven.
Tijdens de zitting op 16 juli 2014 in Arnhem was alleen de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht de leges had vastgesteld, omdat de tweede aanvraag was ingediend en in behandeling was genomen. Belanghebbende had in een brief aangegeven dat de tweede vergunning ingetrokken kon worden, maar het Hof oordeelde dat deze brief niet als een rechtsgeldige intrekking kon worden beschouwd, omdat de behandeling van de aanvraag al had plaatsgevonden. Het Hof concludeerde dat de leges verschuldigd waren op basis van de Legesverordening en de Tarieventabel.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werden geen proceskosten toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 29 juli 2014.