ECLI:NL:RBZWB:2023:6701
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de invordering van een dwangsom wegens overtreding van de Opiumwet
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van de burgemeester van de gemeente Etten-Leur beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S. de Goede, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van 15 februari 2023, waarin een dwangsom van € 27.305,05 werd ingevorderd wegens overtreding van artikel 3 van de Opiumwet. De rechtbank heeft op 11 augustus 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. M.L.B. Spruijt.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Eiser is eigenaar van een woning in Etten-Leur, waar op 14 november 2018 een hennepkwekerij werd ontmanteld. De burgemeester legde eiser een last onder dwangsom op, die hij op 28 maart 2022 zou hebben overtreden door het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid drugs in zijn woning. Eiser betwistte de overtreding en stelde dat hij niet verantwoordelijk was voor de aangetroffen drugs, aangezien hij op dat moment veel bij zijn vriendin verbleef en anderen toegang tot zijn woning hadden.
De rechtbank oordeelde dat de burgemeester voldoende bewijs had geleverd dat de last onder dwangsom was overtreden. De rechtbank concludeerde dat eiser als eigenaar van de woning verantwoordelijk was voor wat er in zijn woning gebeurde en dat hij niet voldoende toezicht had gehouden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de burgemeester terecht had besloten tot invordering van de dwangsom, ondanks de financiële situatie van eiser. De rechtbank benadrukte dat de burgemeester niet verplicht was om rekening te houden met de financiële draagkracht van de overtreder bij de invordering van de dwangsom, tenzij er evident bewijs was dat eiser niet in staat was om te betalen.