In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 september 2023 uitspraak gedaan over de teruggaaf van dividendbelasting voor de belanghebbende. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende geen dividendnota's heeft overgelegd voor de jaren 2003 tot en met 2007, waardoor de rechtbank niet kon vaststellen of er Nederlandse dividendbelasting was ingehouden. De inspecteur heeft de verzoeken om teruggaaf voor deze jaren dan ook terecht afgewezen. Voor de jaren 2008 tot en met 2011 heeft de Hoge Raad in eerdere arresten geoordeeld dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door het feit dat buitenlandse beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. De rechtbank zag geen aanleiding om teruggaaf te verlenen of prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie of de Hoge Raad. Daarnaast verwierp de rechtbank het standpunt van de belanghebbende dat er sprake was van verboden staatssteun aan binnenlandse beleggingsfondsen. De rechtbank concludeerde dat de beroepen ongegrond zijn en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.