ECLI:NL:RBZWB:2023:6450

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
AWB - 17 _ 02254
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaafverzoeken dividendbelasting afgewezen wegens gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de teruggaaf van dividendbelasting. De belanghebbende, gevestigd in Duitsland, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken van de inspecteur van de Belastingdienst, die verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de jaren 2006 tot en met 2015 had afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende geen dividendnota's heeft overgelegd, wat cruciaal was voor de beoordeling van de teruggaafverzoeken. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er Nederlandse dividendbelasting is ingehouden in de betrokken jaren, ondanks de betwisting door de inspecteur. Hierdoor zijn de verzoeken om teruggaaf terecht afgewezen.

De rechtbank heeft de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om de beroepen nader te motiveren naar aanleiding van arresten van de Hoge Raad, maar de ingediende stukken hebben niet geleid tot een andere conclusie. Tijdens de zitting op 20 juni 2023 zijn zowel de gemachtigde van de belanghebbende als verschillende inspecteurs van de Belastingdienst verschenen. De rechtbank heeft overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft de beroepen ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Den Haag
zaaknummers: BRE 17/02254, 17/02255, 17/02256, 17/02257, 17/02258, 18/06175, 18/06176, 18/06177 en 19/01732

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] (Duitsland)¸ belanghebbende

( [gemachtigde] )
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken van de inspecteur van
15 februari 2017, 7 augustus 2018 en 8 maart 2019 op de bezwaren van belanghebbende tegen de afwijzing van de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de volgende periodes, waaraan de rechtbank de volgende zaaknummers heeft toegekend:
het jaar 2006: zaaknummer BRE 17/02254;
het jaar 2008: zaaknummer BRE 17/02255;
het jaar 2009: zaaknummer BRE 17/02256;
het jaar 2010: zaaknummer BRE 17/02257;
het jaar 2011: zaaknummer BRE 17/02258;
het jaar 2012: zaaknummer BRE 18/06175;
het jaar 2013: zaaknummer BRE 18/06176;
het jaar 2014: zaaknummer BRE 18/06177; en
het jaar 2015: zaaknummer BRE 19/01732.
De rechtbank heeft belanghebbende bij brief van 3 maart 2022 in de gelegenheid gesteld om de beroepen naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad van 23 oktober 2020 [1] en
9 april 2021 [2] nader te motiveren. Belanghebbende heeft een nadere motivering ingediend.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2023.
Namens belanghebbende zijn verschenen: [gemachtigde] en mr. R. Waaijer.
Namens de inspecteur zijn verschenen: mr. [inspecteur 1] , mr. dr. [inspecteur 2] , mr. [inspecteur 3] , mr. [inspecteur 4] , drs. [inspecteur 5] en mr. [inspecteur 6] .

Overwegingen

1. In geschil is of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting over de hiervoor onder het procesverloop vermelde jaren.
Beoordeling van het geschil
2. Belanghebbende heeft geen dividendnota’s overgelegd. Alleen al om die reden is de rechtbank van oordeel dat de verzochte teruggaven er op afstuiten dat belanghebbende, tegenover de betwisting door de inspecteur, niet aannemelijk heeft gemaakt dat en zo ja hoeveel Nederlandse dividendbelasting is ingehouden in de betrokken jaren. De inspecteur heeft de teruggaafverzoeken dan ook terecht afgewezen. De rechtbank komt niet meer toe aan de vraag of belanghebbende objectief vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (zie gerechtshof ’s-Hertogenbosch 24 mei 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1699) en aan wat belanghebbende overigens heeft aangevoerd.
3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zijn de beroepen ongegrond.
Proceskosten
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, voorzitter, en mr. E. Kouwenhoven en mr. M.E. Kiers, leden, in aanwezigheid van mr. S.R.M. Dekker, griffier op 12 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).