ECLI:NL:RBZWB:2023:6429

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2900
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaafverzoeken dividendbelasting afgewezen wegens gebrek aan bewijs van ingehouden belasting

Op 12 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbende, gevestigd in Duitsland, beroep heeft ingesteld tegen de afwijzing van verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting door de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank heeft de zaak behandeld onder de zaaknummers BRE 17/2900, BRE 17/2901, BRE 17/2902, BRE 18/4524 en BRE 18/4525, die betrekking hebben op de jaren 2006 tot en met 2011. Belanghebbende heeft geen dividendnota's overgelegd, wat de rechtbank ertoe heeft gebracht te concluderen dat de verzochte teruggaven niet konden worden toegewezen. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er Nederlandse dividendbelasting is ingehouden in de betrokken jaren, ondanks de betwisting door de inspecteur. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na de verzenddatum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Den Haag
zaaknummers: BRE 17/2900, BRE 17/2901, BRE 17/2902, BRE 18/4524 en BRE 18/4525

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 september 2023 in de zaken tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] (Duitsland), belanghebbende

( [gemachtigde] )
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken van de inspecteur van 3 maart 2017 en 4 juni 2018 op de bezwaren van belanghebbende tegen de afwijzing van de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de volgende periodes, waaraan de rechtbank de volgende zaaknummers heeft toegekend:
het jaar 2006: zaaknummer BRE 18/4524;
het jaar 2007/2008: zaaknummer BRE 18/4525;
het jaar 2008/2009: zaaknummer BRE 17/2900;
het jaar 2009/2010; zaaknummer BRE 17/2901; en
het jaar 2010/2011; zaaknummer BRE 17/2902.
De rechtbank heeft belanghebbende bij brief van 3 maart 2022 in de gelegenheid gesteld om de beroepen naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad van 23 oktober 2020 [1] en
9 april 2021 [2] nader te motiveren. Belanghebbende heeft een nadere motivering ingediend.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2023.
Namens belanghebbende zijn verschenen: [gemachtigde] en mr. R. Waaijer.
Namens de inspecteur zijn verschenen: mr. [inspecteur 1] , mr. dr. [inspecteur 2] , mr. [inspecteur 3] , mr. [inspecteur 4] , drs. [inspecteur 5] en mr. [inspecteur 6] .

Overwegingen

1. In geschil is of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting over de hiervoor onder het procesverloop vermelde jaren.
Beoordeling van het geschil
2. Belanghebbende heeft geen dividendnota’s overgelegd. Alleen al om die reden is de rechtbank van oordeel dat de verzochte teruggaven er op afstuiten dat belanghebbende, tegenover de betwisting door de inspecteur, niet aannemelijk heeft gemaakt dat en zo ja hoeveel Nederlandse dividendbelasting is ingehouden in de betrokken jaren. De inspecteur heeft de teruggaafverzoeken dan ook terecht afgewezen. De rechtbank komt niet meer toe aan de vraag of belanghebbende objectief vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (zie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 24 mei 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1699) en aan wat belanghebbende overigens heeft aangevoerd.
3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zijn de beroepen ongegrond.
Proceskosten
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, voorzitter, en mr. E. Kouwenhoven en mr. M.E. Kiers, rechters, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier, op 12 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).