ECLI:NL:RBZWB:2023:6424

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2450
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaafverzoek dividendbelasting; afwijzing door inspecteur; geen overgelegde dividendnota's

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de teruggaaf van dividendbelasting over het jaar 2010. De belanghebbende, gevestigd in Duitsland, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 20 februari 2017 het verzoek om teruggaaf van dividendbelasting had afgewezen. De rechtbank heeft de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om het beroep nader te motiveren, wat resulteerde in een nadere motivering van de belanghebbende en een verweerschrift van de inspecteur. Tijdens de zitting op 20 juni 2023 was de belanghebbende niet vertegenwoordigd, terwijl de inspecteur met meerdere vertegenwoordigers aanwezig was.

De rechtbank heeft overwogen dat de belanghebbende geen dividendnota's heeft overgelegd, wat cruciaal is voor het onderbouwen van het verzoek om teruggaaf. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er Nederlandse dividendbelasting is ingehouden in het betrokken jaar. De rechtbank heeft de afwijzing van het teruggaafverzoek door de inspecteur terecht geacht en is niet toegekomen aan andere argumenten van de belanghebbende. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer: BRE 17/2450

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], gevestigd te [plaats] (Duitsland), belanghebbende
(gemachtigde drs. [naam] )
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de inspecteur van 20 februari 2017 op het bezwaar van belanghebbende tegen de afwijzing van het verzoek om teruggaaf van dividendbelasting over het jaar 2010.
De rechtbank heeft belanghebbende bij brief van 3 maart 2022 in de gelegenheid gesteld om het beroep naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad van 23 oktober 2020 [1] en
9 april 2021 [2] nader te motiveren. Belanghebbende heeft een nadere motivering ingediend.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2023.
Namens belanghebbende is, met bericht aan de rechtbank, niemand verschenen.
Namens de inspecteur zijn verschenen: mr. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] , mr. [inspecteur 3] , mr. [inspecteur 4] , drs. [inspecteur 5] en mr. [inspecteur 6] .

Overwegingen

1. In geschil is of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting over het jaar 2010.
Beoordeling van het geschil
2. Belanghebbende heeft geen dividendnota’s overgelegd. Alleen al om die reden is de rechtbank van oordeel dat de verzochte teruggave er op afstuit dat belanghebbende, tegenover de betwisting door de inspecteur, niet aannemelijk heeft gemaakt dat en zo ja hoeveel Nederlandse dividendbelasting is ingehouden in het betrokken jaar. De inspecteur heeft het teruggaafverzoek dan ook terecht afgewezen. De rechtbank komt niet meer toe aan de vraag of belanghebbende objectief vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (zie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 24 mei 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1699) en aan wat belanghebbende overigens heeft aangevoerd.
3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond.
Proceskosten
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, voorzitter, en mr. E. Kouwenhoven en
mr. M.E. Kiers, rechters, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier, op 12 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).