In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 augustus 2023, wordt de zaak behandeld van een samenwerkingsverband dat bestaat uit [naam 1] en [naam 3], die een woning hebben gebouwd en een werkkamer en garage aan hun vennootschap verhuren. De inspecteur van de belastingdienst heeft de verzoeken om teruggaaf van omzetbelasting over verschillende tijdvakken afgewezen, omdat hij van mening was dat de verhuur niet als een economische activiteit kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de verhuur van de werkkamer en garage niet voldoet aan de eisen voor een economische activiteit, omdat de werkkamer niet over voldoende zelfstandigheid beschikt en de verhuur niet losstaat van de arbeidsverhouding van [naam 1] met de vennootschap. De rechtbank oordeelt dat er geen recht op teruggaaf van voorbelasting bestaat, omdat de verhuur niet als belastbare economische activiteit kan worden aangemerkt. De beroepen worden ongegrond verklaard, en de inspecteur heeft terecht geen teruggaaf van omzetbelasting verleend over de tijdvakken van november/december 2018, 2019, en het tweede en derde kwartaal van 2020. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.