In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 augustus 2023, wordt de zaak behandeld van een NV die bezwaar heeft gemaakt tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De belanghebbende had over de maanden augustus, september en oktober 2021 loonheffing afgedragen, maar de inspecteur verklaarde de bezwaren ongegrond. De rechtbank heeft de beroepen op zitting behandeld op 28 juli 2023, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en meerdere inspecteurs aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelt of de afdrachten op aangifte van de loonheffing correct zijn. De belanghebbende stelt dat de component “30%-regeling” van het loon is aangewezen als eindheffingsloon, wat door de inspecteur wordt betwist. De rechtbank concludeert dat de afdrachten op aangifte juist zijn en dat de inspecteur de bezwaren terecht ongegrond heeft verklaard. De rechtbank wijst erop dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de looncomponent is aangewezen als eindheffingsloon, en dat de wetgeving omtrent de 30%-regeling is gewijzigd, wat invloed heeft op de geldigheid van de beschikking.
De rechtbank verwerpt ook de stelling van de belanghebbende dat de verkorting van de looptijd van de 30%-regeling in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat de belanghebbende geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.