ECLI:NL:RBZWB:2023:5787

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
9613003 EL 22-1 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomst tussen eiser en Dexia Nederland B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en Dexia Nederland B.V. over een effectenleaseovereenkomst. [eiser01] heeft een leaseovereenkomst afgesloten met Dexia, waarbij hij als lessee was vermeld. Dexia is de rechtsopvolgster van Dexia Bank Nederland en andere entiteiten. De eiser heeft de nietigheid, vernietiging of ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op basis van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en misleidende reclame. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door [eiser01] als cliënt te accepteren, terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De rechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een gepersonaliseerde aanbeveling door de tussenpersoon, die niet beschikte over de benodigde vergunning. De vorderingen van [eiser01] zijn toegewezen, waarbij Dexia is veroordeeld tot schadevergoeding en het betalen van de wettelijke rente. De vordering in reconventie van Dexia is afgewezen. De proceskosten zijn voor Dexia.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZEELAND - WEST-BRABANT
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 9613003 EL 22-1
Vonnis van de kantonrechter van 20 juli 2023
in de zaak van
[eiser01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.
Partijen worden hierna [eiser01] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van [eiser01] van 23 december 2021;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie;
  • de akte uitlaten jurisprudentie van Dexia van 25 mei 2023;
  • de antwoordakte van [eiser01] van 22 juni 2023.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.2. De feiten

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, Bank Labouchere en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.2.
[eiser01] heeft de volgende leaseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[nummer01]
28-6-2000
AEX Plus Effect Maandbetaling
240 mnd
€ 10.890,72
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
21-02-2006
- € 782,64
Nee
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser01] op grond van de leaseovereenkomst - al dan niet bij wijze van vooruitbetaling - in totaal een bedrag van € 3.040,46 aan maand-termijnen aan Dexia betaald. [eiser01] heeft geen bedrag aan dividenden ontvangen.
2.5.
De gemachtigde van [eiser01] , Leaseproces, heeft bij brief van 1 juli 2005 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[eiser01] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser01] en/of toerekenbaar is tekort geschoten;
2. voor recht zal verklaren dat [eiser01] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [eiser01] te vergoeden;
3. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser01] van al datgene dat [eiser01] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover;
4. voor recht zal verklaren dat [eiser01] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is;
5. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser01] , met rente;
6. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [eiser01] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 260,88, te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf 3 maart 2006;
2. voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [eiser01] gesloten overeenkomst van effectenlease met [nummer01] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan [eiser01] verschuldigd is;
3. [eiser01] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangen-behartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser01] .

4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
A. er is sprake van huurkoop;
B. er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
C. Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
D. [eiser01] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring4.4. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser01] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eiser01] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon
[Hypotheek] (hierna: HSO). Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is
opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan
nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde
vergunning, tevens - naar de aanbieder wist of behoorde te weten - als financieel adviseur is
opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
Dexia stelt dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoel-stellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheids-onderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die - wellicht geheel ten onrechte - door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.7.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser01] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiser01] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser01] . Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [eiser01] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd - in elk geval sinds de opt-out door [eiser01] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.8.
[eiser01] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[eiser01] had zijn hypotheek geregeld via HSO en was dus al klant van HSO. In 2000 heeft [eiser01] HSO benaderd voor een spaarplan voor zijn pensioen. De medewerker van HSO stelde voor om een afspraak te maken voor een adviesgesprek op kantoor om de financiële situatie van [eiser01] door te nemen met een financieel adviseur van HSO, te weten de heer [de adviseur01] (hierna: de adviseur). [eiser01] heeft hiermee ingesteld. Er heeft vervolgens een adviesgesprek plaatsgevonden op het kantoor van HSO. Tijdens het eerste gesprek heeft de
adviseur van HSO, die ook betrokken was bij de hypotheek van [eiser01] , geïnformeerd naar
de wensen en de financiële situatie van [eiser01] . Met de adviseur is gesproken over de wens
van [eiser01] om vermogen op te bouwen voor zijn pensioen. De adviseur gaf aan dat dit
mogelijk was en adviseerde [eiser01] om een AEX Plus Effect product van Bank Labouchere
af te sluiten. Volgens de adviseur zou [eiser01] op deze wijze aanzienlijk vermogen opbouwen voor zijn pensioen. De adviseur zette zijn advies kracht bij door middel van een prognoseberekening, die hij aan [eiser01] heeft laten zien. Middels de prognoseberekening liet de adviseur aan [eiser01] zien dat de AEX Plus Effect overeenkomst met een maandelijkse inleg van ongeveer ƒ 100,00 volgens de prognose ongeveer ƒ 12.000,00 zou opleveren. Daarnaast schetste de adviseur ook berekeningen met de rendementen voor [eiser01] uit op kladpapier. De adviseur vergeleek in deze berekeningen het rendement van het AEX Plus Effect met dat van een spaarrekening en een vermogens-rekening. De adviseur vertelde [eiser01] dat het rendement van het AEX Plus Effect vele malen hoger zou liggen. De opbrengsten uit de AEX Plus Effect overeenkomst zouden namelijk ongeveer ƒ 12.000,00 bedragen, terwijl dit bij een spaarrekening en vermogens-rekening volgens de adviseur respectievelijk ƒ 6.460,00 en ƒ 7.039,00 zou bedragen. De adviseur heeft de rendementen zeer rooskleurig aan [eiser01] voorgeschoteld. Er is geenszins rekening gehouden met minder hoge of zelfs negatieve rendementen, en over tegenvallende resultaten os in het geheel niet gesproken. De adviseur heeft [eiser01] niet geïnformeerd over de specifieke risico’s. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met de inleg de rentelasten voor een lening (de effectenlease-overeenkomst) werd betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkeling, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van het effecten-leasecontract. Als [eiser01] had geweten van deze risico’s, had hij deze overeenkomst niet afgesloten. [eiser01] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en heeft het advies van de adviseur opgevolgd. In samenspraak met de adviseur werd besloten om maandelijks ƒ 100,00 in te leggen in het AEX Plus effect. Dit was een bedrag dat [eiser01] maandelijks ter beschikking had voor vermogensopbouw. [eiser01] heeft een AEX Plus Effect overeenkomst gesloten met een maandelijkse inleg van ƒ 100,00. Tijdens een volgend bezoek aan het kantoor van HSO is het aanvraagformulier samen met de adviseur ingevuld. De adviseur heeft het aanvraagformulier naar Bank Labouchere toegezonden. De adviseur heeft de overeenkomst per post naar [eiser01] toegezonden. [eiser01] heeft de overeenkomst ondertekend en geretourneerd naar de adviseur. De adviseur heeft de overeenkomst naar Bank Labouchere toegezonden.
4.9.
[eiser01] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier Labouchere Effectenlease op naam van [eiser01] van 22 juni 2000, voorzien van het [nummer01] , het adviseursnummer:
[ATP-nummer02] ,de naam van de adviseur
[de adviseur01]en de naam van de tussenpersoon
HSO;
- een kopie van de overeenkomst AEX Plus Effect Maandbetaling op naam van [eiser01] van 28 juni 2000 met contractnummer [nummer01] , voorzien van het adviseursnummer:
[ATP-nummer02] - [Hypotheek];
- een Prognose AEX Plus Effect, met rekenvoorbeelden, opgesteld door HSO;
- een kopie van een stuk zonder opschrift (kladpapier) met (handgeschreven) aantekeningen;
-een kopie van de begeleidende brief van 29 juni 2000 van HSO aan [eiser01] met toezending van de overeenkomst met het verzoek deze te ondertekenen;
- een uittreksel van de Kamer van Koophandel van HSO waaruit de navolgende bedrijfsomschrijving blijkt (vanaf 1995):
“Financieel dienstverlening in de meest uitgebreide zin des woords”.
- een screenshot van de website van HSO uit 1999, waar op haar voorpagina te lezen is:
“Vandaar dat [Hypotheek] contact onderhoudt met vrijwel
alle financiële instellingen. Het verschaft u toegang tot een breed scala aan
uiteenlopende producten, waarover wij u door onze onafhankelijkheid objectief kunnen informeren. Daardoor kunnen we met ons advies perfect inspelen op uw individuele wensen en behoeften. Elk hypotheekadvies is immers maatwerk en houdt rekening met uw gehele persoonlijke ‘levenscyclus’, tot en met uw pensioen toe.”
en onder het kopje “Vermogens advies” te lezen is:
“Een vermogen dient op een zo goed en voordelig mogelijke wijze te worden beheerd en opgebouwd. Deskundige begeleiding van bijvoorbeeld [Hypotheek] is hierbij onontbeerlijk.
Het vermogenspakket van [Hypotheek] omvat o.a.
۔ Beleggingsrekening
۔ Effecten lease constructies
۔ Spaarverzekeringen
۔ Spaarrekeningen
۔ Spaar deposito’s
۔ Etc.
Dertig jaar ervaring in de financiële wereld liggen ten grondslag aan de specifieke
expertise en onafhankelijke dienstverlening die [Hypotheek] u biedt. Als volledig onafhankelijk adviesbureau onderhouden wij contacten met nagenoeg alle financiële instellingen, waardoor wij alle mogelijkheden voor u vergelijken en derhalve nooit uitgaan van een enkele aanbieding. Deze filosofie staat garant voor absoluut objectieve dienstverlening. Dit resulteert in een totale verzorging van uw financiële zaken.”
- een screenshot van de website van HSO waaruit blijkt dat [de adviseur01] werkzaam was als financieel adviseur en directeur bij [Hypotheek] .
4.10.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiser01] voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [eiser01] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen. Onder verwijzing naar de arresten van de Gerechtshoven Den Bosch van 6 december 2022 (ECLI:NLGHSHE:2022:4090 en 4165) en Arnhem-Leeuwarden van 14 maart 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:2194 tot en met 2205) wordt geoordeeld dat de gang van zaken, zoals door [eiser01] omschreven, moet worden gekwalificeerd als gepersonali-seerde aanbeveling tot het aangaan van een specifieke effectenleaseovereenkomst. In elk geval is voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een adviesgesprek op het kantoor van de tussenpersoon. Nadere onderbouwing daarvan is te vinden in de aan [eiser01] ter hand gestelde prognose en (handgeschreven) aantekeningen. Ook het aanvraagformulier en de overeenkomst dragen de naam van de adviseur van HSO en/of de tussenpersoon, zodat er geen reden is om niet aan te nemen dat de tussenpersoon persoonlijk contact heeft gehad met [eiser01] en daarbij de genoemde stukken overhandigd heeft. Zonder aanwijzingen van het tegendeel, die ontbreken, kan er dan vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon daarbij (ook) heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van [eiser01] . Het betreft immers een adviesgesprek met een medewerker van een op financiële
producten gerichte tussenpersoon met een (potentiële) afnemer van zo’n product, waarbij het doel van het adviesgesprek gelegen is in het bespreken van het opbouwen van vermogen en vervolgens ook een overeenkomst met betrekking tot zo’n financieel product tot stand is
gekomen. Ook kan er dan vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon aan de hand van een inventarisatie van de persoonlijke situatie en wensen van [eiser01] heeft geadviseerd het product aan te schaffen. Er kan dan eveneens vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon zich niet heeft beperkt tot het geven van algemene informatie over de verschillende beleggingen of over effectenleaseproducten.
Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [eiser01] heeft Dexia, gelet op de hiervoor genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat sprake is geweest van een vergunnings-plichtig advies door de tussenpersoon. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.11.
[eiser01] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eiser01] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen, te minder nu [eiser01] genoegzaam heeft aangetoond dat de tussenpersoon zich in haar algemene naar buiten toe gerichte publicaties (zoals blijkt uit haar website en het uittreksel van de Kamer van Koophandel) profileerde als persoonlijk adviseur op maat.
4.12.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser01] , had het, gelet op wat hiervoor is over-wogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomst met [eiser01] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [eiser01] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eiser01] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser01] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [eiser01] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser01] omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijge-dragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft (zie arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1935). Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eiser01] te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiser01]4.14. De door [eiser01] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser01] heeft gehandeld door [eiser01] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de
tussenpersoon [eiser01] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser01] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat, dat Dexia gehouden is de
daaruit voortvloeiende schade aan [eiser01] te vergoeden en dat [eiser01] de door Dexia
gevorderde restschuld niet verschuldigd is.
4.15.
De als gevolg hiervan door [eiser01] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijn-betalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede ge-deelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiser01] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. [eiser01] heeft wel verweer gevoerd over het fiscaal voordeel, maar uit de door hem overgelegde aangifte IB 2020 kan niet worden afgeleid dat hij voor de onderhavige overeenkomst geen renteaftrek heeft gehad. Ook dient een even-tueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn ge- weest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590).
4.16.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser01] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de vordering in reconventie van Dexia
4.17.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.18.
Nu Dexia grotendeels in het ongelijk gesteld wordt zal zij worden veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna te melden. Nu het debat in reconventie samenvalt met dat in conventie, worden de proceskosten in reconventie gesteld op nihil.
4.19.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aan-schrijving van [eiser01] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt over-wogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [eiser01] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.
4.20.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser01] heeft gehandeld door
[eiser01] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser01]
niet alleen als klant aanbracht maar [eiser01] tevens persoonlijk had geadviseerd en de
tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat;
5.2.
verklaart voor recht dat [eiser01] de door Dexia gevorderde restschuld niet
verschuldigd is;
5.3.
veroordeelt Dexia om aan [eiser01] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.15.;
5.4.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, aan de zijde van Afnemer tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 119,21
b. griffierecht € 86,00
c. salaris gemachtigde
€ 660,00
€ 865,21;
5.5.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aan-schrijving door [eiser01] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot voldoening aan dit vonnis, alsmede te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis;
5.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.8.
wijst de vorderingen af;
5.9.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser01] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Walraven, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.