Uitspraak
1.[eiser in conventie01] ,
2.
[eiser in conventie02],
1.[gedaagde in conventie01] ,
2.
[gedaagde in conventie02],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 27 juli 2022 en de daarin vermelde stukken,
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte overlegging producties en vermeerdering van eis met producties 20 tot en met 31,
- de mondelinge behandeling gehouden op 8 februari 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de conclusie van repliek in conventie met productie 30,
- de conclusie van dupliek in conventie met producties 14 en 15,
- de conclusie van dupliek in reconventie tevens akte uitlating producties.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
verkrijgendeverjaring is ingevolge artikel 3:99 Burgerlijk Wetboek (BW) vereist dat sprake is van een onafgebroken bezit te goeder trouw van tien jaren. Een bezitter is te goeder trouw, wanneer hij zich als rechthebbende beschouwt en zich ook redelijkerwijze als zodanig mocht beschouwen (artikel 3:118 BW). Voor het verkrijgen van eigendom door
bevrijdendeverjaring is goede trouw niet vereist. Artikel 3:105 lid 1 BW bepaalt dat hij die een goed bezit op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit wordt voltooid, dat goed verkrijgt, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw. De termijn voor bevrijdende verjaring bedraagt in beginsel twintig jaren (artikel 3:306 BW).
is gebeurd, moeten worden beoordeeld of [gedaagden in conventie01] aansprakelijk is voor die schade. Daarop kan de kantonrechter in deze procedure niet vooruitlopen. De vordering in rechtsoverweging 3.1, onder VI, zal daarom worden afgewezen.
- kosten van de dagvaarding € 134,17
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde (3,00 punten x € 396,00) € 1.188,00
- nakosten
- totaal € 1.698,17
- salaris gemachtigde (2,00 punten x € 396,00) € 792,00
- nakosten
- totaal € 924,00