ECLI:NL:RBZWB:2023:5608

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
9804042 CV EXPL 22-1130 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Mr. Van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrijgende verjaring van eigendom van een strook grond en onrechtmatige verwijdering van een haag

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben eisers een beroep gedaan op de eigendom van een strook grond op basis van verkrijgende verjaring. De eisers, buren van de gedaagden, vorderden de verwijdering van een schutting en medewerking aan de terugplaatsing van een haag die door de gedaagden was verwijderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers in 1991 eigenaar zijn geworden van hun perceel en dat zij in 2001 de strook grond in bezit hebben genomen door het planten van een haag. De gedaagden hebben in 2021 de haag verwijderd, wat door de rechtbank als onrechtmatig is beoordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisers door verjaring eigenaar zijn geworden van de strook grond en heeft de gedaagden veroordeeld tot het verwijderen van de schutting en het vergoeden van de schade voor het terugplaatsen van een gelijkwaardige haag. Daarnaast zijn er dwangsommen opgelegd voor het niet naleven van de veroordelingen. In reconventie hebben de gedaagden een vordering ingediend met betrekking tot een camera die gericht was op het perceel van de eisers, wat door de rechtbank ook als onrechtmatig werd beoordeeld. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld om de camera anders op te stellen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 9804042 \ CV EXPL 22-1130
Vonnis van 9 augustus 2023
in de zaak van

1.[eiser in conventie01] ,

te [plaats01] ,
2.
[eiser in conventie02],
te [plaats01] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers in conventie01] ,
gemachtigde: mr. L.W. van de Wetering,
tegen

1.[gedaagde in conventie01] ,

te [plaats01] ,
2.
[gedaagde in conventie02],
te [plaats01] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden in conventie01] ,
gemachtigde: voorheen mr. M.G.P. van Snippenburg, thans mr. P. Mahmmud.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 juli 2022 en de daarin vermelde stukken,
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte overlegging producties en vermeerdering van eis met producties 20 tot en met 31,
  • de mondelinge behandeling gehouden op 8 februari 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
  • de conclusie van repliek in conventie met productie 30,
  • de conclusie van dupliek in conventie met producties 14 en 15,
  • de conclusie van dupliek in reconventie tevens akte uitlating producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers in conventie01] en [gedaagden in conventie01] zijn buren.
2.2.
[eisers in conventie01] is eigenaar van het perceel met daarop een woning aan de [adres01] te [plaats01] , kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding01] en eerder als [kadastrale aanduiding02] . [gedaagden in conventie01] is eigenaar van het perceel met daarop een woning aan de [adres02] , kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding03] en eerder als [kadastrale aanduiding04] . De percelen delen een erfgrens. De achterzijdes van de percelen grenzen aan elkaar.
2.3.
[eisers in conventie01] is in 1991 eigenaar geworden van zijn perceel. Hij heeft daarop zijn woning gebouwd. Aanvankelijk lag er een weiland aan de achterzijde van het perceel van [eisers in conventie01] In de periode van 1999 tot en met 2001 is de straat de [straatnaam01] aangelegd. In 2003 is [gedaagden in conventie01] eigenaar geworden van zijn perceel. Hij heeft daarop zijn woning gebouwd.
2.4.
[eisers in conventie01] heeft een haag geplant aan de achterzijde van zijn perceel.
2.5.
Op 27 oktober 2021 heeft het kadaster in opdracht van [gedaagden in conventie01] een grensreconstructie van de erfgrens tussen het perceel van [eisers in conventie01] en het perceel van [gedaagden in conventie01] uitgevoerd. Volgens die grensreconstructie overschreed de haag van [eisers in conventie01] de kadastrale erfgrens.
2.6.
[eisers in conventie01] en [gedaagden in conventie01] hebben in november 2021 contact gehad over de haag. [gedaagden in conventie01] heeft gemeld dat de haag moest worden verwijderd, omdat die volgens hem stond op een strook grond (hierna: de strook grond) die onderdeel was van zijn perceel. [eisers in conventie01] heeft daarop geantwoord dat het [gedaagden in conventie01] niet was toegestaan de haag te verwijderen, omdat hij meende dat de strook grond bij zijn perceel hoorde.
2.7.
Op 27 en 28 november 2021 heeft [gedaagden in conventie01] de haag verwijderd. Vervolgens heeft hij een schutting geplaatst op de kadastrale grens.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eisers in conventie01] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat de juridische grens tussen de percelen van [eisers in conventie01] en [gedaagden in conventie01] zich bevindt aan de achterzijde van de door [gedaagden in conventie01] verwijderde haag (achterzijde aan de kant van [gedaagden in conventie01] ) die gelijk liep met het deel van de haag dat nog steeds aanwezig is op het perceel van [eisers in conventie01] , met dien verstande dat de grens loopt zoals weergegeven op de als productie 30 overgelegde tekening en eindigt daar waar de tegels aan het einde van het perceel omhoog staan zoals te zien op de als productie 31 overgelegde foto,
II. voor recht te verklaren dat [gedaagden in conventie01] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers in conventie01] door de haag te verwijderen,
III. voor recht te verklaren dat [gedaagden in conventie01] aansprakelijk is voor de schade die [eisers in conventie01] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagden in conventie01] ,
IV. [gedaagden in conventie01] , hoofdelijk, te veroordelen om aan [eisers in conventie01] een voorschot op de schade te betalen ad € 6.869,69 voor het laten plaatsen van een gelijkwaardige haag,
V. [gedaagden in conventie01] , hoofdelijk, te veroordelen om binnen één week na betekening van het in deze te wijzen vonnis de grond van [eisers in conventie01] te ontruimen en de schutting en het beton te verwijderen die/dat deels op grond van [eisers in conventie01] staat en/of zich in de grond van [eisers in conventie01] bevinden en eventuele andere bouwwerken dan wel voorwerpen te verwijderen die zich in of op de grond van [eisers in conventie01] bevinden, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagden in conventie01] hier niet aan voldoet met een maximum van € 50.000,00,
VI. voor recht te verklaren dat [gedaagden in conventie01] aansprakelijk is voor eventuele schade aan de grond van [eisers in conventie01] veroorzaakt door uitvoering van het onder V. gevorderde,
VII. [gedaagden in conventie01] te veroordelen om op eerste schriftelijke verzoek van [eisers in conventie01] alle medewerking te verlenen die noodzakelijk is om een nieuwe gelijkwaardige haag te kunnen laten planten op het perceel van [eisers in conventie01] , een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagden in conventie01] hier niet aan voldoet met een maximum van € 50.000,00,
VIII. [gedaagden in conventie01] te gebieden om het deel van zijn perceel rond de door I. vastgestelde grens vrij te houden en zijn schutting niet te (her)plaatsen totdat [eisers in conventie01] een nieuwe haag heeft laten planten, een en ander op straffe van een dwangsom van
€ 500,00 per dag dat [gedaagden in conventie01] hier niet aan voldoet met een maximum van
€ 50.000,00,
IX. Het [gedaagden in conventie01] te verbieden om de haag die [eisers in conventie01] laat herplaatsen te snoeien dan wel te laten snoeien, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per keer,
X. [gedaagden in conventie01] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis de bomen die binnen twee meter van de erfgrens staan te verwijderen en verwijderd te houden, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 50.000,00,
XI. primair [gedaagden in conventie01] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder een bedrag van € 6.500,00 ter zake de buitengerechtelijke kosten en daadwerkelijke proceskosten, en subsidiair [gedaagden in conventie01] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eisers in conventie01] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij eigenaar is geworden van de strook grond door verjaring. [gedaagden in conventie01] heeft onrechtmatig gehandeld door de haag van de strook grond te verwijderen.
3.3.
[gedaagden in conventie01] voert verweer.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
3.5.
[eisers in reconventie01] vordert:
I. [verweerders in reconventie01] te veroordelen om binnen veertien dagen na het in deze procedure te wijzen vonnis de camera op de eerste verdieping van de woning te verwijderen en verwijderd te houden,
II. [verweerders in reconventie01] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van [eisers in reconventie01] , alsmede [verweerders in reconventie01] te veroordelen in de kosten voor het laten vaststellen van de kadastrale erfgrens ad € 485,00.
3.6.
[eisers in reconventie01] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de (dummy) camera is gericht op zijn perceel. Dat is volgens hem een onrechtmatige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer.
3.7.
[verweerders in reconventie01] voert verweer.
3.8.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
Verjaring
4.1.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de strook grond volgens de kadastrale gegevens bij het perceel van [gedaagden in conventie01] hoort. In geschil is of [eisers in conventie01] door verjaring eigenaar is geworden van de strook grond.
4.2.
Voor het verkrijgen van eigendom door
verkrijgendeverjaring is ingevolge artikel 3:99 Burgerlijk Wetboek (BW) vereist dat sprake is van een onafgebroken bezit te goeder trouw van tien jaren. Een bezitter is te goeder trouw, wanneer hij zich als rechthebbende beschouwt en zich ook redelijkerwijze als zodanig mocht beschouwen (artikel 3:118 BW). Voor het verkrijgen van eigendom door
bevrijdendeverjaring is goede trouw niet vereist. Artikel 3:105 lid 1 BW bepaalt dat hij die een goed bezit op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit wordt voltooid, dat goed verkrijgt, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw. De termijn voor bevrijdende verjaring bedraagt in beginsel twintig jaren (artikel 3:306 BW).
4.3.
Omdat [eisers in conventie01] zich erop beroept dat hij eigenaar is geworden door verjaring, rust op hem de verplichting om daarvoor voldoende feiten en omstandigheden te stellen en die zonodig te bewijzen.
Bezit
4.4.
Zowel voor een geslaagd beroep op verkrijgende verjaring als voor dat op bevrijdende verjaring moet sprake zijn van bezit. Bezit is het houden van een goed voor zichzelf (artikel 3:107 lid 1 BW). De vraag of iemand een goed houdt en of hij dit doet voor zichzelf, wordt naar verkeersopvattingen beoordeeld, met in achtneming van de wettelijke regels en overigens op grond van uiterlijke feiten (artikel 3:108 BW). Daarin ligt besloten dat het bezit ondubbelzinnig en openbaar kenbaar is. Dat is het geval wanneer de bezitter zich zo gedraagt dat de eigenaar tegen wie de verjaring loopt, daaruit naar objectieve maatstaven niet anders kan afleiden dan dat de bezitter pretendeert eigenaar te zijn.
4.5.
[eisers in conventie01] stelt dat hij in 1993 zijn achtertuin heeft aangelegd. Hij stelt dat hij daarbij de strook grond in bezit heeft genomen door er een haag te planten. [gedaagden in conventie01] betwist dat. Hij erkent wel dat [eisers in conventie01] tussen 2003 en 2022 een haag op de strook grond had. Volgens [gedaagden in conventie01] was er geen bezit, want de haag was geen deugdelijke erfafscheiding; de haag verkeerde in een slechte staat, het was niet of nauwelijks bedekt en het bood geen privacy.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat op de door [eisers in conventie01] als producties 20f en 20g overgelegde video’s is te zien dat toen de straat de [straatnaam01] nog niet was aangelegd en er nog geen woningen stonden aan de achterzijde van het perceel van [eisers in conventie01] maar het nog weiland was, [eisers in conventie01] reeds een haag had over de gehele breedte aan de achterzijde van zijn perceel. De haag was een duidelijke afscheiding tussen het perceel van [eisers in conventie01] en het weiland. Daarmee sloot [eisers in conventie01] zijn perceel af van het weiland. Het plaatsen van die haag op de strook grond is aan te merken als een daad waarmee hij ondubbelzinnig en openbaar kenbaar maakte dat hij pretendeerde de eigenaar te zijn van de strook grond. Omdat de [straatnaam01] tussen 1999 en 2001 is aangelegd, betekent dit dat [eisers in conventie01] de strook grond in ieder geval al in bezit had in 2001.
4.7.
[gedaagden in conventie01] voert nog aan dat de video’s van [eisers in conventie01] kunnen zijn bewerkt, omdat er verdachte patronen zichtbaar zijn. Daarin wordt hij niet gevolgd. Als [gedaagden in conventie01] meent dat de video’s zijn bewerkt, dient hij dat te concretiseren door te vermelden op welke verdachte patronen hij doelt en welke onderdelen in de video’s niet de werkelijkheid tonen. Daarop heeft hij geen nadere en toereikende toelichting gegeven.
4.8.
Uit de foto’s die beide partijen in het geding hebben gebracht, ook de foto die [gedaagden in conventie01] als productie 1 heeft overlegd, volgt dat de haag van [eisers in conventie01] op de strook grond door de jaren heen weliswaar in hoogte en in dichtheid wijzigde, maar dat er wel steeds een haag over de gehele breedte van het perceel stond. Dat was een grens waarmee [eisers in conventie01] zijn perceel afsloot en dat was aan te merken als bezit. [eisers in conventie01] heeft bovendien onweersproken gesteld dat hij de haag ook onderhield, hetgeen ook wijst op bezit. [eisers in conventie01] heeft het bezit dan ook onafgebroken voortgezet tot [gedaagden in conventie01] de haag verwijderde op 27 en 28 november 2021. Uitgaande van een bezit vanaf 2001 had [eisers in conventie01] de strook grond in 2011 tien jaren onafgebroken in bezit.
Te goeder trouw
4.9.
Voor verkrijgende verjaring is verder vereist dat [eisers in conventie01] ook te goeder trouw was tot en met 2011. Ingevolge artikel 3:118 lid 3 BW wordt in beginsel vermoed dat goede trouw aanwezig was bij [eisers in conventie01] Het ligt op de weg van [gedaagden in conventie01] om feiten en omstandigheden te stellen waaruit volgt dat [eisers in conventie01] niet te goeder trouw was.
4.10.
Daarvoor stelt [gedaagden in conventie01] dat [eisers in conventie01] heeft nagelaten om vooraf onderzoek te doen door de openbare registers te raadplegen, waartoe hij verplicht was op grond van artikel 3:23 BW, en door geen grensreconstructie te laten uitvoeren door het kadaster.
4.11.
Het beroep van [gedaagden in conventie01] op artikel 3:23 BW baat hem niet. Artikel 3:23 BW bepaalt dat het beroep van een verkrijger van een registergoed op goede trouw niet wordt aanvaard, wanneer dit beroep insluit een beroep op onbekendheid met feiten die door raadpleging van de registers zouden zijn gekend. [gedaagden in conventie01] geeft geen nadere en toereikende toelichting wat [eisers in conventie01] in de openbare registers had kunnen zien, op grond waarvan hij moest begrijpen dat de strook grond niet bij zijn perceel hoorde. Voor zover [gedaagden in conventie01] doelt op de kadastrale kaart, geldt dat de Hoge Raad in zijn arrest van 20 februari 1987 heeft geoordeeld dat die kadastrale kaart niet behoort tot de openbare registers in de zin van artikel 3:23 BW (HR 20 februari 1987, ECLI:NL:HR:1987:AG5543).
4.12.
Evenmin wordt [gedaagden in conventie01] gevolgd in zijn stelling dat [eisers in conventie01] aan het kadaster opdracht had moeten geven voor een grensreconstructie vóór hij de haag plantte. [gedaagden in conventie01] stelt dat [eisers in conventie01] al bij het planten van de haag kon zien waar de kadastrale grens liep, omdat het kadaster ijzeren paaltjes had geplaatst op de kadastrale grens. [eisers in conventie01] betwist dat. Volgens hem waren er houten piketpaaltjes. Hij heeft de lijn van de houten piketpaaltjes, die bovendien in dezelfde lijn stonden als de haag van de buren, aangehouden om zijn haag te planten. Gelet op die gemotiveerde betwisting had het op de weg van [gedaagden in conventie01] gelegen om feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat de ijzeren paaltjes op de kadastrale grens aanwezig waren toen [eisers in conventie01] zijn haag plantte of dat er anderszins redenen waren voor [eisers in conventie01] om twijfels te hebben waar de erfgrens liep. Dat heeft [gedaagden in conventie01] niet gedaan. Hij stelt onvoldoende op dit onderdeel. Er is derhalve niet gebleken van een reden voor [eisers in conventie01] om een grensreconstructie te laten uitvoeren.
4.13.
Uit hetgeen [gedaagden in conventie01] stelt, is niet gebleken dat de goede trouw ontbrak bij [eisers in conventie01] . De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [eisers in conventie01] te goeder trouw was.
Eigendom
4.14.
Gelet op het bovenstaande is voldaan aan de vereisten voor verkrijgende verjaring. [eisers in conventie01] komt daarop een beroep toe. Hij is eigenaar geworden van de strook grond. De gevorderde verklaring in rechtsoverweging 3.1, onder I, zal worden toegewezen. Vanwege de inzichtelijkheid zullen de producties 30 en 31 waarnaar de vordering verwijst, aan het vonnis worden gehecht.
4.15.
Dat betekent dat [gedaagden in conventie01] de schutting van de strook grond dient te verwijderen. De vordering in rechtsoverweging 3.1, onder V, zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn voor het verwijderen van de schutting wordt gesteld op twee weken. De kantonrechter oordeelt dat een redelijke termijn voor het verwijderen van de schutting. De gevorderde dwangsommen zullen later in dit vonnis in rechtsoverweging 4.23 aan de orde komen.
4.16.
[gedaagden in conventie01] dient bij het verwijderen van de schutting schade aan de grond van [eisers in conventie01] te voorkomen. Voor zover bij de verwijdering van de schutting toch schade optreedt, zal aan de hand van hetgeen
is gebeurd, moeten worden beoordeeld of [gedaagden in conventie01] aansprakelijk is voor die schade. Daarop kan de kantonrechter in deze procedure niet vooruitlopen. De vordering in rechtsoverweging 3.1, onder VI, zal daarom worden afgewezen.
Het terugplaatsen van de haag
4.17.
Omdat [eisers in conventie01] eigenaar is van de strook grond, was hij ook eigenaar van de haag op de strook grond (artikel 5:20 lid 1 sub f BW). [gedaagden in conventie01] heeft onrechtmatig gehandeld door de haag te verwijderen. Hij is aansprakelijk voor de schade als gevolg daarvan. De vorderingen in rechtsoverweging 3.1, onder II en III, zullen worden toegewezen.
4.18.
De schade bestaat uit de kosten voor het terugplaatsen van een nieuwe gelijkwaardige haag. Daarbij geldt dat die haag op tenminste een halve meter van de erfgrens dient te worden geplaatst, tenzij ingevolge een verordening of plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten (artikel 5:42 lid 1 en 2 BW).
4.19.
Met betrekking tot de kosten voor het terugplaatsen van de haag legt [eisers in conventie01] over een offerte van Groenvoorziening Broos ad € 6.869,96 en een offerte van Hoveniersbedrijf W. Karremans ad € 5.317,24. [gedaagden in conventie01] betwist de hoogte van die kosten. Volgens [gedaagden in conventie01] bedragen de kosten € 1.469,95, zoals volgt uit een door hem overgelegde offerte van De LooHoeven. De kantonrechter overweegt dat het bedrag van
€ 1.469,95 niet representatief is. Dat bedrag gaat uit van een haag van zeven meter tot de schuur van [eisers in conventie01] , terwijl de door [eisers in conventie01] gehanteerde offertes uitgaan van een haag van 17 meter. [eisers in conventie01] had een haag over de gehele breedte van het perceel. De nieuwe haag dient even lang te zijn en dient dus langer te zijn dan zeven meter tot de schuur. De offerte van De LooHoeven vermeldt ook een bedrag van € 3.619,85 voor een haag van 17 meter. De kantonrechter zal dat bedrag toewijzen als voorschot op de schade voor herstelkosten ten aanzien van de vordering in rechtsoverweging 3.1, onder IV. [eisers in conventie01] heeft geen nadere en toereikende toelichting gegeven waarom het bedrag van
€ 3.619,85 te laag is en in plaats daarvan de duurdere offertes van Groenvoorziening Broos of Hoveniersbedrijf W. Karremans moeten worden gevolgd. Het volgt niet uit de drie schermafdrukken van webshops die [eisers in conventie01] als productie 29 heeft overgelegd. Twee van die schermafdrukken vermelden weliswaar hogere bedragen (€ 4.589,15 en € 3.685,50) voor de levering van een haag dan wat De Loohoeven heeft berekend voor het leveren en planten van een haag met een druppelsysteem, maar de laatste schermafdruk vermeldt een lager bedrag (€ 3.290,00).
4.20.
[gedaagden in conventie01] dient, voor zover dat nodig is, zijn medewerking te geven aan het laten planten van de haag. De niet weersproken vorderingen in rechtsoverweging 3.1, onder VII en VIII, zullen worden toegewezen.
4.21.
De vordering in rechtsoverweging 3.1, onder IX, is niet weersproken. Die zal eveneens worden toegewezen, voor zover dat niet in strijd is met de bevoegdheden van [gedaagden in conventie01] op grond van artikel 5:44 BW.
Het verwijderen van de bomen
4.22.
[eisers in conventie01] heeft onweersproken gesteld dat [gedaagden in conventie01] bomen op zijn perceel heeft binnen een afstand van twee meter van de erfgrens. [gedaagden in conventie01] dient die bomen op grond van artikel 5:42 BW te verwijderen, tenzij [eisers in conventie01] daarvoor toestemming heeft gegeven. [gedaagden in conventie01] voert het verweer dat hij die toestemming van [eisers in conventie01] heeft gekregen. [eisers in conventie01] betwist dat. Gelet op de betwisting van [eisers in conventie01] had het op de van [gedaagden in conventie01] gelegen om feiten en omstandigheden te stellen waaruit de toestemming blijkt. Dat heeft [gedaagden in conventie01] niet gedaan. Hij heeft zijn verweer onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter zal de vordering in rechtsoverweging 3.1, onder X, daarom toewijzen. De termijn voor [gedaagden in conventie01] om de bomen te verwijderen zal worden gesteld op uiterlijk 1 april 2024, zoals [gedaagden in conventie01] heeft verzocht. [gedaagden in conventie01] heeft onweersproken gesteld dat die termijn hem in staat stelt om de bomen in een gunstige periode van het jaar te verplaatsen en daarmee het risico op schade aan de wortels van de bomen zo klein mogelijk te houden. [eisers in conventie01] heeft daartegenover geen belang aangevoerd dat het noodzakelijk is dat de bomen op een kortere termijn worden verwijderd.
Dwangsommen
4.23.
De dwangsommen verbonden aan de vorderingen in rechtsoverweging 3.1, onder V, VII, VIII, IX en X zijn niet weersproken. Die zullen worden toegewezen met in achtneming van het volgende. Op de voet van artikel 611b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zullen de dwangsommen worden vastgesteld op een bedrag van € 250,00 per dag dat hij niet voldoet aan één of meer van de veroordelingen (vorderingen V, VII, VIII en X) of
€ 250,00 per keer dat hij het verbod (vordering IX) overtreedt, met een maximum van
€ 100.000,00. Die dwangsommen zijn voldoende prikkel voor [gedaagden in conventie01] om de veroordelingen na te komen en het verbod niet te overtreden.
Buitengerechtelijke kosten
4.24.
De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW als redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Conform de aanbevelingen in het rapport BGK-Integraal 2013 zal een bedrag van € 462,50 voor de buitengerechtelijke kosten worden toegewezen.
Proceskosten
4.25.
[gedaagden in conventie01] is de partij die overwegend ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisers in conventie01] als volgt vastgesteld:
  • kosten van de dagvaarding € 134,17
  • griffierecht € 244,00
  • salaris gemachtigde (3,00 punten x € 396,00) € 1.188,00
  • nakosten
  • totaal € 1.698,17
4.26.
[gedaagden in conventie01] zal ambtshalve hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
4.27.
De kantonrechter ziet geen aanleiding voor vergoeding van de door [eisers in conventie01] werkelijk gemaakte (proces)kosten. Volgens vaste rechtspraak (Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828 “Duka/Achmea” en Hoge Raad 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1600 “K./Rabobank”) kunnen slechts bij hoge uitzondering de werkelijke proceskosten worden toegewezen. Daarvoor is vereist dat sprake is van misbruik van procesrecht en/of onrechtmatig procederen door de wederpartij. Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is.
In reconventie
Camera
4.28.
Het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer is opgenomen in artikel 8 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 10 Grondwet (Gw). In algemeenheid geldt dat een onrechtmatige inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer een onrechtmatige daad oplevert. De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan aan een inbreuk het onrechtmatige karakter ontnemen. Of een rechtvaardigingsgrond zich voordoet, dient te worden beoordeeld in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moeten tegen elkaar worden afgewogen de ernst van de inbreuk en de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend. Het moet daarnaast voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit (zie ook Hoge Raad 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9609).
4.29.
[eisers in reconventie01] stelt dat [verweerders in reconventie01] met de (dummy) camera een onrechtmatige inbreuk maakt op zijn persoonlijke levenssfeer. [verweerders in reconventie01] betwist dat. Volgens hem gaat het om een dummy camera die niet filmt en daarom geen inbreuk op de levenssfeer van [eisers in reconventie01] maakt. Daarnaast wijst [verweerders in reconventie01] erop dat hij een belang heeft bij de dummy camera om potentiële inbrekers af te schrikken.
4.30.
De kantonrechter overweegt dat voor [eisers in reconventie01] vanaf zijn perceel niet is te zien of het gaat om een dummy of een echte camera. Als het om een dummy gaat en die wordt gewisseld voor een echte camera, is dat voor [eisers in reconventie01] dus niet te zichtbaar. Invoelbaar is daarom dat [eisers in reconventie01] bij een camera die is gericht op zijn perceel, ervaart dat hij wordt gefilmd. Dat is aan te merken als een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer.
4.31.
[verweerders in reconventie01] heeft anderzijds belang om zijn eigendommen te beschermen tegen inbrekers. Een camera biedt daarbij uitkomst. [verweerders in reconventie01] heeft echter geen nadere en toereikende toelichting gegeven waarom het nodig is om die camera (ook) te richten op het perceel van [eisers in reconventie01] De kantonrechter gaat er vanuit dat het mogelijk moet zijn voor [verweerders in reconventie01] om de camera enkel te richten op zijn eigen perceel. Van een rechtvaardiging voor een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eisers in reconventie01] is niet gebleken. Er is niet voldaan aan het subsidiariteitsvereiste. [verweerders in reconventie01] zal daarom worden veroordeeld de camera anders op te stellen, zodat die niet langer is gericht op het perceel van [eisers in reconventie01]
Kosten van de grensreconstructie
4.32.
In conventie is reeds geoordeeld dat [eisers in conventie01] door verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van de strook grond. Een grondslag ontbreekt voor een vergoeding van de kosten voor de grensreconstructie voor [gedaagden in conventie01] Die kosten komen voor zijn rekening.
Proceskosten
4.33.
[eisers in conventie01] is de partij die overwegend ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagden in conventie01] als volgt vastgesteld:
  • salaris gemachtigde (2,00 punten x € 396,00) € 792,00
  • nakosten
  • totaal € 924,00
4.34.
[eisers in conventie01] zal ambtshalve hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
5.1.
verklaart dat de juridische grens tussen de percelen van [eisers in conventie01] en [gedaagden in conventie01] zich bevindt aan de achterzijde van de door [gedaagden in conventie01] verwijderde haag (achterzijde aan de kant van [gedaagden in conventie01] ) die gelijk liep met het deel van de haag dat nog steeds aanwezig is op het perceel van [eisers in conventie01] , met dien verstande dat de grens loopt zoals weergegeven op de aan dit vonnis als productie 30 gehechte tekening en eindigt daar waar tegels aan het einde van het perceel omhoog staan zoals te zien op de aan dit vonnis als productie 31 gehechte foto,
5.2.
verklaart dat [gedaagden in conventie01] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers in conventie01] door de haag te verwijderen,
5.3.
verklaart dat [gedaagden in conventie01] aansprakelijk is voor de schade die [eisers in conventie01] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagden in conventie01] ,
5.4.
veroordeelt [gedaagden in conventie01] , hoofdelijk, om aan [eisers in conventie01] een voorschot op de schade te betalen ad € 3.619,85 voor het laten plaatsen van een gelijkwaardige haag,
5.5.
veroordeelt [gedaagden in conventie01] , hoofdelijk, om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de grond van [eisers in conventie01] te ontruimen en de schutting en het beton te verwijderen die/dat deels op grond van [eisers in conventie01] staat en/of zich in de grond van [eisers in conventie01] bevinden en eventuele andere bouwwerken dan wel voorwerpen te verwijderen die zich in of op de grond van [eisers in conventie01] bevinden,
5.6.
veroordeelt [gedaagden in conventie01] om op eerste schriftelijke verzoek van [eisers in conventie01] alle medewerking te verlenen die noodzakelijk is om een nieuwe gelijkwaardige haag te kunnen laten planten op het perceel van [eisers in conventie01] ,
5.7.
veroordeelt [gedaagden in conventie01] om het deel van zijn perceel rond de in rechtsoverweging 5.1 vastgestelde grens vrij te houden en zijn schutting niet te (her)plaatsen totdat [eisers in conventie01] een nieuwe haag heeft laten planten,
5.8.
verbiedt [gedaagden in conventie01] om de haag die [eisers in conventie01] laat herplaatsen te snoeien dan wel te laten snoeien, voor zover dat niet in strijd is met de bevoegdheden van [gedaagden in conventie01] op grond van artikel 5:44 BW,
5.9.
veroordeelt [gedaagden in conventie01] om uiterlijk 1 april 2024 de bomen die binnen twee meter van de erfgrens staan te verwijderen en verwijderd te houden,
5.10.
veroordeelt [gedaagden in conventie01] , hoofdelijk, om aan [eisers in conventie01] een dwangsom te betalen van € 250,00 per dag dat hij niet voldoet aan één of meer van de veroordelingen in rechtsoverweging 5.5, 5.6, 5.7 en 5.9 of € 250,00 per keer dat hij het verbod in rechtsoverweging 5.8 overtreedt, met een maximum van € 100.000,00,
5.11.
veroordeelt [gedaagden in conventie01] , hoofdelijk, om aan [eisers in conventie01] te betalen een bedrag van € 462,50 aan buitengerechtelijke kosten,
5.12.
veroordeelt [gedaagden in conventie01] , hoofdelijk, in de proceskosten van € 1.698,17, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagden in conventie01] ook de kosten van betekening betalen,
5.13.
verklaart dit vonnis voor wat betreft voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.14.
wijst het meer of anders gevorderde af,
In reconventie
5.15.
veroordeelt [verweerders in reconventie01] om binnen veertien dagen na dit vonnis de camera op de eerste verdieping van de woning anders op te stellen, zodat die niet langer is gericht op het perceel van [eisers in reconventie01] ,
5.16.
veroordeelt [verweerders in reconventie01] , hoofdelijk, in de proceskosten van € 924,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [verweerders in reconventie01] ook de kosten van betekening betalen,
5.17.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2023.