In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser in het kader van de aanvraag om een bijstandsuitkering op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Eiser had op 13 augustus 2020 een aanvraag ingediend bij Orionis Walcheren, die op 12 november 2020 werd afgewezen. Eiser maakte bezwaar, maar dit werd op 22 september 2021 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 14 juli 2023 de zaak heeft behandeld. Eiser was niet aanwezig, maar Orionis werd vertegenwoordigd door mr. N.M. Feijtel.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn bedrijf levensvatbaar is, wat een voorwaarde is voor het verkrijgen van een Bbz-uitkering. De rechtbank stelt vast dat de bewijslast bij eiser ligt en dat hij onvoldoende objectieve gegevens heeft verstrekt om zijn aanvraag te onderbouwen. De rechtbank verwijst naar het advies van het IMK, dat concludeerde dat de ondernemingsplannen van eiser onvoldoende waren uitgewerkt. Eiser heeft niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast, waardoor de rechtbank het beroep ongegrond verklaart.
De rechtbank concludeert dat er geen reden is voor een proceskostenveroordeling en dat de uitspraak openbaar is gemaakt op 10 augustus 2023. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.