ECLI:NL:RBZWB:2023:5470

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 23_163
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling compensatiebedrag kinderopvangtoeslag en afwijzing bezwaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 augustus 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van de Belastingdienst/Toeslagen inzake de compensatie voor kinderopvangtoeslag beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde compensatie van € 38.248,- voor de toeslagjaren 2007, 2008 en 2009. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst/Toeslagen de compensatie correct heeft vastgesteld en dat de beroepsgronden van eiseres, waaronder de hoogte van de immateriële schadevergoeding en de verrekening van schulden, niet slagen. De rechtbank stelt vast dat de uitvoering van de kinderopvangtoeslag in voorgaande jaren fouten heeft vertoond, maar dat de compensatieregeling adequaat is toegepast. Eiseres had eerder een bedrag van € 30.000,- ontvangen op basis van de Catshuisregeling, en de rechtbank bevestigt dat de compensatiebesluiten zijn gebaseerd op de relevante wet- en regelgeving, waaronder de Wet hersteloperatie Toeslagen (Wht). De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet onzorgvuldig is voorbereid en verklaart het beroep ongegrond, zonder terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/163 KINDER

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.S. Wijling),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

gemachtigden: [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2] .

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de door Belastingdienst/Toeslagen vastgestelde compensatie over de toeslagjaren 2007, 2008 en 2009.
1.2
Bij besluit van 26 juli 2021 heeft Belastingdienst/Toeslagen de compensatie vastgesteld op € 38.248,-. Met het bestreden besluit van 30 december 2022 (bestreden besluit) is Belastingdienst/Toeslagen bij dat besluit gebleven.
1.3
Belastingdienst/Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, mr. F.C. le Roy als medegemachtigde en de gemachtigden van Belastingdienst/Toeslagen.

Totstandkoming van het besluit

Feiten
2. Eiseres heeft over de jaren 2007, 2008 en 2009 kinderopvangtoeslag ontvangen voor de opvang van haar twee kinderen. Belastingdienst/Toeslagen heeft bij verschillende besluiten de kinderopvangtoeslag voor deze jaren lager vastgesteld dan het bedrag dat als voorschot was verstrekt. Dit heeft geleid tot diverse terugvorderingen.
Eiseres heeft zich gemeld voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De aanvraag is bij Belastingdienst/Toeslagen geregistreerd op 29 maart 2021.
Bij besluit van 8 maart 2021 heeft Belastingdienst/Toeslagen eiseres op basis van de zogeheten Catshuisregeling [1] een bedrag van € 30.000,- toegekend.
Op 22 april 2021 heeft Belastingdienst/Toeslagen aangekondigd dat eiseres in aanmerking komt voor compensatie van de kinderopvangtoeslag voor in totaal € 36.481,-. Dit is inclusief de al uitbetaalde € 30.000,-.
Bij het primaire besluit van 26 juli 2021 heeft Belastingdienst/Toeslagen de compensatie vastgesteld op € 38.248,-. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Op 8 juni 2022 heeft een hoorzitting plaatsgevonden ten overstaan van de Bezwaarschriften Advies Commissie (BAC). De BAC heeft Belastingdienst/Toeslagen geadviseerd het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren vanwege een gebrekkige motivering van het primaire besluit. De compensatieberekening zou moeten worden aangepast voor wat betreft de verlenging van de periode waarover de immateriële schadevergoeding wordt berekend en voor wat betreft de aanvullend vergoeding van 1%. Verder heeft de BAC Belastingdienst/Toeslagen geadviseerd voor het bezwaar een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Bij het bestreden besluit heeft Belastingdienst/Toeslagen het bezwaar, in afwijking van het advies van de BAC, ongegrond verklaard. Daarbij heeft Belastingdienst/Toeslagen aangegeven dat het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel niet zijn geschonden. In de primaire fase is er alles aan gedaan het proces en de primaire beschikking voldoende te motiveren en zijn er met de persoonlijk zaaksbehandelaar meerdere gesprekken gevoerd.
Voor het overige verwijst Belastingdienst/Toeslagen naar het advies van de BAC.

Beoordeling door de rechtbank

Achtergrond
3. In de uitvoering van de kinderopvangtoeslag in voorgaande jaren zijn fouten gemaakt, waarvan ouders de dupe zijn geworden. Deze toeslagenaffaire heeft geleid tot verschillende herstelregelingen om burgers te compenseren voor deze fouten. De compensatie wordt door Belastingdienst/Toeslagen toegekend. De uitvoering van deze regelingen is belegd bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT). De rechtbank stelt vast dat de compensatiebesluiten hier in geding gebaseerd zijn op de compensatieregeling van artikel 49b van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en de beleidsregels zoals neergelegd in het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (Besluit Compensatieregeling). Met ingang van 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie Toeslagen (Wht) van kracht. Voornoemde compensatieregeling is met ingang van die datum ondergebracht in de Wht. Op grond van het overgangsrecht worden compensatiebeschikkingen, die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn genomen vóór de inwerkingtreding van de Wht, aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de Wht.
Wettelijk kader
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt eiseres
5. Eiseres stelt zich - samengevat - op het standpunt dat Belastingdienst/Toeslagen niet goed heeft gemotiveerd waarom van het advies van de BAC is afgeweken. Belastingdienst/Toeslagen is in het primaire besluit ten onrechte niet ingegaan op de door eiseres ingediende zienswijze. Het bezwaar had daarom gegrond verklaard moeten worden. Het bestreden besluit is onvoldoende zorgvuldig voorbereid.
Verder stelt eiseres dat immateriële schadevergoeding ten onrechte is gemaximeerd op € 500,- per half jaar. Er dient per toeslagjaar of beschikkingsjaar immateriële schadevergoeding te worden toegekend. Ter onderbouwing van haar standpunt wijst eiseres op een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 26 april 2022. [2]
Volgens eiseres geldt dat ten tijde van de bestreden besluitvorming het Besluit Compensatieregeling het toetsingskader vormt. De Wht is later in werking getreden en mag niet in het nadeel van eiseres uitvallen. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 24 april 2023 [3] stelt eiseres een tweeslag in toetsing voor, waarbij eerst getoetst word tegen de achtergrond van de destijds geldende regelgeving, waarna aan de Wht getoetst moet worden om te bezien of dit eiseres in een betere positie brengt.
Daarnaast stelt eiseres dat de verrekening van schulden die eerder over de band van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wnsp) zijn kwijtgescholden de toets der kritiek niet kan doorstaan. Eiseres wijst op artikel 358, eerste lid, van de Faillissementswet.
Eiseres heeft verder betoogd dat in bezwaar handgeschreven aantekeningen van ambtenaren op de verrekenoverzichten zijn ingebracht. Het is eiseres niet duidelijk hoe deze aantekeningen zich verhouden tot de berekening in het primaire besluit.
Tot slot heeft eiseres gewezen op haar persoonlijke omstandigheden en die van haar kinderen. Zij heeft blijvende stress- en gezondheidsklachten en financiële problemen.
Mocht Belastingdienst/Toeslagen afwijken van het advies van de BAC?
6.1
Eiseres wijst erop dat de BAC heeft aangegeven dat sprake is van gebrekkige motivering in de primaire fase, aangezien eiseres bezwaar heeft moeten maken om het volledige dossier en een deugdelijke motivering te krijgen, ondanks dat al wel een zienswijze was ingediend door eiseres. De BAC heeft Belastingdienst/Toeslagen geadviseerd om het bezwaar deels gegrond te verklaren en daaraan de gevolgen de verbinden dat de periode van de immateriële schadevergoeding tot de datum van het besteden besluit wordt verlengd en ook aanvullende vergoeding van 1% hierbij mee te nemen. Volgens eiseres heeft Belastingdienst/Toeslagen in het bestreden besluit niet goed gemotiveerd waarom het advies van de BAC niet is gevolgd.
6.2
In artikel 7:13, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat indien ten behoeve van de beslissing op het bezwaar een adviescommissie is ingesteld, en indien de beslissing op bezwaar afwijkt van het advies van de commissie, in de beslissing de reden voor die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing wordt meegezonden.
6.3
Ter zitting heeft Belastingdienst/Toeslagen erkend dat het zorgvuldiger was geweest indien in het primaire besluit was ingegaan op de ingediende zienswijze. Verder was het volgens Belastingdienst/Toeslagen zorgvuldiger geweest indien het persoonlijk dossier sneller was verstrekt. Echter, dit neemt niet weg dat aan de vereisten van artikel 7:13 van de Awb is voldaan.
In het bestreden besluit is aangegeven dat dat Belastingdienst/Toeslagen in het primaire traject er alles aan heeft gedaan om het proces en het primaire besluit voldoende te motiveren. Zo heeft de persoonlijk zaaksbehandelaar op 3 juni 2021 een gesprek met gemachtigde van eiseres gevoerd waarbij onder meer het Wsnp-traject is besproken. Naar aanleiding hiervan heeft zaaksbehandelaar betaal- en verrekenoverzichten opgevraagd bij het LIC. Er is na de vooraankondiging een zienswijze ingediend. Op 13 juli 2021 heeft de persoonlijk zaakbehandelaar gesproken met de gemachtigde van eiseres en is uitleg gegeven over de gestelde vragen in de zienswijze. Tijdens de hoorzitting en in een schriftelijke reactie is in de bezwaarfase door Belastingdienst/Toeslagen nader uitleg gegeven over het primaire besluit.
Belastingdienst/Toeslagen ziet geen reden om compensatiebedrag op te hogen zoals BAC heeft geadviseerd. Daartoe zou alleen aanleiding bestaan als de compensatie onjuist zou zijn berekend. Dat de berekening onjuist is, is niet gebleken na de ingediende zienswijze of bezwaar.
6.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Belastingdienst/Toeslagen voldoende gemotiveerd aangegeven waarom wordt afgeweken van het advies van de BAC. Het bestreden besluit is op dit punt niet onzorgvuldig voorbereid. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Hoogte van de immateriële schadevergoeding
7.1
Eiseres stelt dat de immateriële schadevergoeding ten onrechte is gemaximeerd op € 500,- per half jaar. Er dient per toeslagjaar of beschikkingsjaar immateriële schadevergoeding te worden toegekend. Volgens eiseres vormt het Besluit Compensatieregeling en niet de Wht het toetsingskader.
7.2
Belastingdienst/Toeslagen heeft vastgesteld dat eiseres in de jaren 2007, 2008 en 2009 institutioneel vooringenomen is behandeld. Er is een immateriële schadevergoeding toegekend bij het primaire besluit van in totaal € 12.500,-.
7.3
Ten aanzien van de vraag of het Besluit Compensatieregeling of de Wht het toetsingskader vormt bij de immateriële schadevergoeding, overweegt de rechtbank dat in de Memorie van Toelichting bij de Wht is aangegeven dat de maatregelen uit de beleidsbesluiten (waaronder ook het Besluit Compensatieregeling) met terugwerkende kracht zijn gecodificeerd in de Wht. Er is met de Wht niet beoogd nieuwe regelgeving te creëren die afwijkt van de oude. In de Wht is het overgangsrecht opgenomen in artikel 8.6. Op grond van het overgangsrecht worden compensatiebeschikkingen, die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn genomen vóór de inwerkingtreding van de Wht, aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de Wht. De rechtbank wijst naar wat zij hiervoor onder rechtsoverweging 3 heeft overwogen. Gelet hierop zal de rechtbank toetsen aan de Wht.
De door eiseres aangehaalde uitspraak van de rechtbank Midden Nederland van 24 april 2023 [4] heeft een tweeslag aangebracht en heeft ook aan de destijds geldende beleidsregels getoetst. In die zaak ging het echter niet om het Besluit Compensatieregeling, maar het Besluit betalen private schulden. Nu het in de zaak van de rechtbank Midden-Nederland niet om de vraag ging welk toetsingskader diende te gelden bij de bepaling van de immateriële schadevergoeding - maar om de vraag of de eis van een notariële akte gesteld mocht worden - ziet de rechtbank geen aanleiding om in navolging van die uitspaak ook thans een tweeslag in de toetsing aan te brengen.
7.4
Ten aanzien van de hoogte van de immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank het volgende. In artikel 2.3, vierde lid van de Wht [5] is bepaald hoe de periode waarover de immateriële schadevergoeding wordt toegekend moet worden berekend. Eiseres is van mening dat de periode waarover immateriële schadevergoeding moet worden toegekend per afzonderlijk toeslag- of beschikkingsjaar moet worden berekend.
De rechtbank volgt eiseres niet in die stelling en wijst in dit kader op de uitspraak van (de meervoudige kamer van) deze rechtbank van 2 juni 2023 [6] , waarin reeds is overwogen dat met de Wht een compensatieregeling tot stand is gekomen die voorziet in een schadevergoeding voor schade onder andere geleden als gevolg van institutioneel vooringenomen handelen van Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres is betrokken geweest in een CAF 11 onderzoek. Niet in geschil is dat er in het kader van dit onderzoek sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid. Eiseres behoort daardoor tot de groep gedupeerden waarvoor de Wht in het leven is geroepen. Vanwege dit CAF 11 onderzoek heeft eiseres een aanvraag gedaan om compensatie over de jaren 2007, 2008 en 2009. Het gaat hier om een met dit onderzoek samenhangende aanvraag die uiteindelijk heeft geleid tot de bestreden besluiten.
Uit het voorgaande volgt dat het CAF 11 onderzoek als schadeveroorzakend handelen moet worden aangemerkt. Dit onderzoek is daarom ook bepalend voor de beoordeling van de periode waarover immateriële schadevergoeding moet worden toegekend. Bepalend voor de vraag hoe de berekening moet plaatsvinden is het aantal onderzoeken en niet het aantal besluiten dat is genomen naar aanleiding van het betreffende onderzoek of het aantal toeslagjaren waarop het onderzoek betrekking had.
De vergelijking die eiseres maakt met de uitspraak van het CBb van 26 april 2022 [7] gaat niet op, nu het in die zaak gaat over immateriële schadevergoeding die wordt verstrekt in verband met overschrijding van de redelijke termijn. Bij schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn is juist het aantal procedures bepalend omdat de duur van elke afzonderlijke procedure een schadeveroorzakende gebeurtenis is.
Omdat het in het geval van eiseres gaat om een één schadeveroorzakend onderzoek, heeft Belastingdienst/Toeslagen kunnen volstaan met het toekennen van immateriële schadevergoeding voor ieder half jaar dat is verstreken na de eerst genomen beslissing tot stopzetting van de toeslag in verband met het CAF 11 onderzoek. Dat het onderzoek uiteindelijk heeft geleid tot een intrekking van toeslag over meerdere jaren is bij de forfaitaire schadevergoeding niet relevant. Niet kan worden geoordeeld dat eiseres een te lage schadevergoeding is toegekend.
Verder geldt dat eiseres, indien zij van mening is dat de schade hoger is dan het compensatiebedrag, zij bij de Commissie Werkelijke Schade een verzoek kan indienen. Het werkelijke-schade traject is erop gericht maatwerk te bieden. De beroepsgrond slaagt niet.
Verrekening van kwijtgescholden WSNP-schulden
8.1
Eiseres voert aan dat de toeslagschulden die zijn meegenomen in het kader van de Wsnp, geacht worden niet langer te bestaan. Zij wijst daarbij op artikel 356 en 358 van de Faillissementswet. Volgens eiseres kan een dergelijke schuld dan ook niet worden verrekend, zoals Belastingdienst/Toeslagen heeft gedaan.
8.2
De rechtbank overweegt als volgt. Eiseres heeft een schuldsaneringstraject gevolgd en daarbij de teruggevorderde kinderopvangtoeslag gedeeltelijk terugbetaald. Het bedrag dat niet is terugbetaald (€ 26.224,-) heeft Belastingdienst/Toeslagen in mindering gebracht op de compensatie.
Belastingdienst/Toeslagen heeft daarbij aangegeven dat een compensatie alleen wordt toegekend voor teruggevorderde kinderopvangtoeslag indien en voor zover die teruggevorderde kinderopvangtoeslag door de ouder is betaald of ten nadele van haar is verrekend. De ratio daarvan is te voorkomen dat een ouder materieel meer kinderopvangtoeslag of compensatie ontvangt dan waar zij recht op heeft. Dit uitgangspunt geldt onverminderd wanneer een ouder een Wsnp-traject heeft doorlopen.
Met de inwerkingtreding van de Wht is de vermindering van niet-ingevorderde kinderopvangtoeslag gebaseerd op artikel 2.3, eerste lid, aanhef en onder a van de Wht. Noch in de toelichting van de (toenmalige) Wet hardheidsaanpassing Awir, het Besluit Compensatieregeling of de huidige Wht is een aanwijzing te vinden om aan te nemen dat niet-betaalde teruggevorderde bedragen na een Wsnp-traject anders behandeld zouden moeten worden dan die van gedupeerden die niet een dergelijk traject hebben doorlopen. [8]
Dit is ook in overeenstemming met artikel 2.3, eerste lid, onder a van de Wht. De rechtbank vindt dat Belastingdienst/Toeslagen dat zo heeft mogen doen. Als de Belastingdienst/Toeslagen dit bedrag niet in mindering zou brengen op het compensatiebedrag, dan zou eiseres dit deel van de kinderopvangtoeslag namelijk dubbel ontvangen. Dat is niet de bedoeling van de herstelregeling. [9] Deze beroepsgrond slaagt niet.
Handgeschreven aantekeningen
9.1
Eiseres vraagt zich af hoe een groot aantal door haar ingebrachte handgeschreven aantekeningen op de verrekenoverzichten zich verhouden tot de berekening in het primaire besluit. De bewijslast wordt ten onrechte bij eiseres gelegd.
9.2
Belastingdienst/Toeslagen heeft aangegeven dat in de door eiseres in bezwaar overgelegde stukken op vier plaatsen handgeschreven aantekeningen zijn geplaatst. In het verweerschrift en ter zitting heeft Belastingdienst/Toeslagen ten aanzien van deze handgeschreven aantekeningen de berekeningen toegelicht. De conclusie is dat de verminderingen op de compensatie in de compensatieberekening worden ondersteund door de (uit)betaaloverzichten. De handgeschreven aantekeningen op de door eiseres ingebrachte producties zijn niet in strijd met de verminderingen.
De rechtbank is met de gegeven toelichting ter zitting niet gebleken dat deze berekeningen onjuist zouden zijn. Deze beroepsgrond kan niet slagen.
Persoonlijke omstandigheden
10.1
Eiseres stelt tot slot gezondheidsklachten en financiële problemen te hebben. Zij verzoekt de rechtbank om hier rekening mee te houden in het kader van de evenredigheidstoets en artikel 4:84 van de Awb.
10.2
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 2.2 van de Wht een limitatieve opsomming is opgenomen van de componenten waaruit de compensatie kan bestaan. Schadeposten die niet worden genoemd in dit artikel kunnen hierdoor of om deze reden niet worden meegenomen in het compensatiebesluit. [10]
De door eiseres gestelde schadeposten vallen niet onder de componenten genoemd in artikel 2.2 van de Wht. Als eiseres deze schade vergoed wenst te zien, zal zij aanvullende compensatie voor de werkelijke schade moeten aanvragen. Gebleken is dat eiseres inmiddels ook een verzoek bij de Commissie Werkelijke Schade heeft ingediend.
De rechtbank wijst er ter informatie van eiseres op dat de Wht ook mogelijkheden kent op het gebied van schulden.
Belastingdienst/Toeslagen heeft in het kader van de onderhavige procedure geen rekening hoeven houden met de door eiseres aangedragen persoonlijke omstandigheden. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat Belastingdienst/Toeslagen de in het bestreden besluit toegekende compensatie niet te laag heeft vastgesteld. Het beroep is ongegrond.
Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 3 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
rechter
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage – wettelijke bepalingen

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 7:13, zevende lid
Indien de beslissing op het bezwaar afwijkt van het advies van de commissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies met de beslissing meegezonden.
Faillissementswet
Artikel 358, eerste lid
Door de beëindiging van de toepassing van de schuldsanering op grond van artikel 356 tweede lid, is een vordering ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voorzover deze onvoldaan is gebleven, niet langer afdwingbaar, onverschillig of de schuldeiser al dan niet in de schuldsaneringsregeling is opgekomen en onverschillig of de vordering al dan niet is geverifieerd.
Wet hersteloperatie toeslagen
(geldend vanaf 5 november 2022)
Artikel 2.1. Compensatie en aanvullende compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag
1. De Belastingdienst/Toeslagen kent op aanvraag compensatie toe aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag, die schade heeft geleden, doordat ten aanzien van hem:
a. voor 23 oktober 2019 bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Belastingdienst/Toeslagen; of
b. de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang of de op die wetten berustende bepalingen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem.
(…)
3. Aan een aanvrager van compensatie die aannemelijk maakt dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht hoger is dan een bedrag als bedoeld in artikel 2.3, eerste tot en met zevende lid, wordt door de Belastingdienst/Toeslagen op aanvraag aanvullende compensatie voor de werkelijke schade toegekend.
(…)
Artikel 2.2. Componenten compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag
De compensatie bestaat uit:
een bedrag vanwege een beschikking tot het verminderen of niet toekennen van een kinderopvangtoeslag of het beëindigen van voorschotverlening voor een kinderopvangtoeslag die een direct gevolg is van institutionele vooringenomenheid als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, of de hardheid, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, vermeerderd met een bedrag voor de rente die is begrepen in een beschikking tot terugvordering;
een bedrag voor een bestuurlijke boete die is opgelegd op grond van artikel 40 of 41 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen voor een verzuim of vergrijp betreffende de kinderopvangtoeslag;
een bedrag voor materiële schade;
een bedrag voor immateriële schade;
en bedrag voor invorderingskosten;
een bedrag voor proceskosten;
een rentevergoeding voor het niet uitgekeerde bedrag vanwege het verminderen of niet toekennen van de kinderopvangtoeslag of het beëindigen van de voorschotverlening kinderopvangtoeslag.
Artikel 2.3. Hoogte compensatie en aanvullende compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag
1. Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, is gelijk aan het bedrag dat als gevolg van de beschikking niet is toegekend of is teruggevorderd, vermeerderd met het bedrag van de rente die is begrepen in een beschikking tot terugvordering en verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met:
a. een nog niet betaald bedrag van de terugvordering en van de rente; of
b. een alsnog toegekende kinderopvangtoeslag of een verhoging daarvan met betrekking tot het berekeningsjaar waarop de compensatie betrekking heeft.
(…)
Artikel 8.6. Overgangsrecht in verband met terugwerking van de artikelen van de afdelingen 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 en 4.2
Beschikkingen ter zake van compensatie (…) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen van afdeling 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 onderscheidenlijk 4.2, worden vanaf dat tijdstip aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens het artikel van afdeling 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 of 4.2 waarin de desbetreffende herstelregeling is opgenomen.
Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-) zaken
(geldend van 8 september 2020 tot en met 4 november 2022, vervallen per 2 februari 2023 met terugwerkende kracht tot en met 5 november 2022)
Dit besluit bevat beleidsregels voor de verstrekking van een compensatie aan ouders vanwege de institutioneel vooringenomen handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen in het kader van CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken.
3.1.
Elementen van de compensatie
De compensatie bestaat uit een geldbedrag dat de Belastingdienst/Toeslagen uitbetaalt aan de betreffende ouder. De compensatie bevat de volgende elementen:
1.Compensatie voor correctiebesluiten (…) alsmede een rentevergoeding voor de gemiste kinderopvangtoeslag (…).
2. Compensatie voor veronderstelde immateriële schade (…).
3. Compensatie voor veronderstelde materiële schade (…).
4. Compensatie voor invorderingskosten (…).
5. Compensatie voor proceskosten (…).
De hoogte van de compensatie is de optelsom van de bedragen voor de verschillende elementen. Het bedrag van de compensatie wordt in bepaalde situaties verminderd (…). Daarnaast volgt er nog een extra compensatie van 1% over het geheel aan compensatie dat op grond van dit besluit wordt toegekend (…).
5. Vermindering van de compensatie en de aanvullende compensatie voor werkelijke schade
Van de compensatie die aan de hand van de hiervoor gestelde elementen is bepaald en de aanvullende compensatie voor de werkelijke schade, moet in sommige gevallen nog een bedrag worden afgetrokken. Dit geschiedt om te voorkomen dat een ouder materieel meer kinderopvangtoeslag of compensatie ontvangt dan waar hij recht op heeft. De Belastingdienst/Toeslagen vermindert de toe te kennen compensatie (onderdeel 3) en toe te kennen aanvullende compensatie voor werkelijke schade (onderdeel 4) op de hierna beschreven wijze.
De Belastingdienst/Toeslagen vermindert de compensatie (onderdeel 3) als volgt:
– Als de ouder een terugvordering kinderopvangtoeslag over de betreffende berekeningsjaren niet (volledig) heeft betaald, vermindert de Belastingdienst/Toeslagen de compensatie met het nog niet betaalde bedrag van de terugvordering. Dit geldt bijvoorbeeld ook in de situatie waarin de Belastingdienst/Toeslagen heeft toegezegd geen invorderingsmaatregelen te nemen voor de nog openstaande schuld (beschikking niet verder bemoeilijken). Het bedrag van de terugvordering wordt verlaagd met het bedrag van de vermindering van de compensatie.
– Als na een neerwaartse correctiebeschikking de ouder in bezwaar en beroep is gegaan en hij daardoor een opwaartse correctiebeschikking heeft ontvangen, vermindert de Belastingdienst/Toeslagen de compensatie met het bedrag van de opwaartse correctiebeschikking, met dien verstande dat de vermindering maximaal het bedrag aan compensatie voor correctiebesluiten bedraagt (onderdeel 3.1.1). Hetzelfde geldt voor de situatie waarin de ouder een nieuwe tegemoetkoming tot een hoger bedrag heeft gekregen. De Belastingdienst/Toeslagen vermindert de rente voor de gemiste kinderopvangtoeslag (onderdeel 3.1.6) met de rente die eerder is vergoed over een opwaartse correctiebeschikking.
– Als de Belastingdienst/Toeslagen de toegekende, of herziene definitieve vaststellingsbeschikking kinderopvangtoeslag alsnog op een hoger bedrag vaststelt dan waarmee bij de bepaling van de compensatie voor correctiebesluiten rekening is gehouden, vermindert de Belastingdienst/Toeslagen het bedrag van de compensatie op basis van dit besluit alsnog met dat verschil, met dien verstande dat de vermindering maximaal het bedrag aan compensatie voor correctiebesluiten bedraagt (onderdeel 3.1.1). Hetzelfde geldt als de Belastingdienst/Toeslagen de toegekende, of herziene definitieve terugvorderingsbeschikking op een lager bedrag vaststelt dan waarmee bij de bepaling van de compensatie voor correctiebesluiten rekening is gehouden. De Belastingdienst/Toeslagen vermindert de in de compensatie begrepen rente voor de gemiste kinderopvangtoeslag (onderdeel 3.1.6) met de rente die ten aanzien van de kinderopvangtoeslag voor hetzelfde berekeningsjaar wordt vergoed ingevolge artikel 27 Awir. Indien achteraf blijkt dat de compensatie op grond van het voorgaande tot een te hoog bedrag is uitbetaald, kan dat bedrag worden verrekend met aan de ouder uit te betalen bedragen op grond van de Awir.
– Als reeds een bedrag aan tegemoetkoming over de betreffende berekeningsjaren is toegekend op basis van de hardheidsregeling, bedoeld in artikel 49 Awir, vermindert de Belastingdienst/Toeslagen de compensatie met dit bedrag.
De Belastingdienst/Toeslagen vermindert de aanvullende compensatie voor werkelijke schade (onderdeel 4) met het openstaande bedrag van de terugvordering van de toeslagen waarop de aanvullende compensatie voor werkelijke schade betrekking heeft. Het bedrag van de terugvordering wordt afgeboekt met het bedrag van de vermindering.
De Belastingdienst/Toeslagen verrekent de compensatie en de aanvullende compensatie voor werkelijke schade niet met andere openstaande terugvorderingen of met belastingschulden.

Voetnoten

1.Stcrt. 2021, 14691
5.Voorheen onderdeel 3.1.2 van het Besluit Compensatieregeling
8.Zie ook de Memorie van Toelichting op de Wht (kamerstuk 36151, nr. 3, blz. 108)
9.In gelijke zin ook de rechtbank Noord-Nederland, ECLI:NL:RBNNE:2023:1657.
10.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank van 23 juni 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:4449.