In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvragen voor bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering en de eigen bijdrage rechtsbijstand. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda heeft de aanvragen met besluiten van 16 februari 2021 en 21 april 2021 buiten behandeling gesteld. Het bezwaar van eiser tegen deze besluiten werd ongegrond verklaard met het besluit van 23 juni 2021, onder wijziging van de grondslag. De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2023 behandeld, waarbij eiser en een vertegenwoordiger van het college aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om eiser de gelegenheid te geven aanvullende stukken aan te leveren. Op 23 maart 2023 heeft eiser deze stukken ingediend, maar het college heeft op 14 april 2023 laten weten dat het bestreden besluit wordt gehandhaafd.
Eiser ontving sinds 17 juni 2015 een bijstandsuitkering, maar deze is per 1 juni 2020 ingetrokken wegens schending van de inlichtingenplicht. Eiser heeft vervolgens aanvragen voor bijzondere bijstand ingediend, maar het college heeft deze afgewezen omdat eiser niet alle opgevraagde stukken heeft overgelegd. De rechtbank oordeelt dat het college de aanvragen ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld en dat eiser niet voldoende is gehoord over de gewijzigde omstandigheden die zijn recht op bijstand zouden kunnen onderbouwen. De rechtbank concludeert dat het college de bezwaren van eiser gegrond had moeten verklaren en de primaire besluiten had moeten herroepen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar veroordeelt het college tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.