In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende gezamenlijk gezag, hoofdverblijf, omgangsregeling en verhuizing van de minderjarige [minderjarige01]. De man, vertegenwoordigd door mr. E.A.G. van Acker, verzoekt om gezamenlijk gezag over [minderjarige01] en een contactregeling, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. van Campen, verweer voert en vraagt om het hoofdverblijf van [minderjarige01] bij haar te bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw een affectieve relatie hebben gehad en dat [minderjarige01] uit deze relatie is geboren. De vrouw heeft met [minderjarige01] in februari 2023 naar België verhuisd, wat de omgang tussen de man en [minderjarige01] heeft beïnvloed. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man mede met het gezag over [minderjarige01] moet worden belast, omdat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vrouw niet verplicht is om met [minderjarige01] terug te verhuizen naar Nederland, omdat zij voldoet aan haar verplichting om de omgang tussen de man en [minderjarige01] te bevorderen. De hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] is bij de vrouw vastgesteld, en de rechtbank heeft een zorgregeling vastgesteld waarbij de man en [minderjarige01] contact hebben van vrijdagavond tot zondagavond om de veertien dagen, en gedurende een deel van de schoolvakanties. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.