In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 17 juli 2023, wordt ingegaan op de beroepen van de belanghebbende, die stelt dat er niet tijdig is beslist op zijn administratief beroep tegen de afwijzing van een verzoek om uitstel van betaling van een aanslag motorrijtuigenbelasting. De belanghebbende had op 3 november 2022 een administratief beroep ingesteld en op 4 november 2022 een verzoek om uitstel van betaling ingediend. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat zij niet bevoegd is om het beroep tegen het uitblijven van een beslissing op het administratief beroep te behandelen. De rechtbank wijst erop dat de belanghebbende zich in dat geval tot de civiele rechter moet wenden.
De rechtbank betreurt de overschrijding van de wettelijke beslistermijn, maar oordeelt dat er geen wettelijke basis is voor het toekennen van schadevergoeding aan de belanghebbende. De rechtbank stelt dat de enkele overschrijding van de termijn geen aanleiding geeft voor schadevergoeding, en dat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij schade heeft ondervonden door het niet tijdig doen van uitspraak. Bovendien is de rechtbank van mening dat de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing zijn op de schadevergoeding die de belanghebbende heeft verzocht, omdat deze betrekking heeft op besluiten van de Belastingdienst.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank zich onbevoegd en stelt vast dat de vorderingen van de belanghebbende uitsluitend bij de civiele rechter kunnen worden ingesteld. Deze uitspraak is gedaan door rechter S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier I. van Wijk, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.