ECLI:NL:RBZWB:2023:4888

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5558
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet en beoordeling van dringende redenen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juli 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de terugvordering van haar bijstandsuitkering beoordeeld. Eiseres ontving een bijstandsuitkering van de ISD naar de alleenstaandennorm, maar na controle bleek dat haar zoon per 18 mei 2021 niet meer ingeschreven stond voor een studie. De ISD wijzigde daarop de bijstandsnorm naar de kostendelersnorm voor twee personen en vorderde te veel verstrekte bijstand terug tot een bedrag van € 2.187,41. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de ISD verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiseres stelde beroep in bij de rechtbank, die eerder een soortgelijke zaak ongegrond verklaarde.

Tijdens de zitting op 26 mei 2023 werd het beroep besproken. Eiseres voerde aan dat de ISD ten onrechte geen dringende redenen had overwogen om van terugvordering af te zien. De rechtbank oordeelde dat de ISD terecht terugvorderde op basis van artikel 58 van de Participatiewet, en dat eiseres onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De rechtbank benadrukte dat de terugvordering noodzakelijk was voor de goede besteding van gemeenschapsgeld en dat eiseres niet tijdig melding had gemaakt van de wijziging in haar huishouden.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat het bestreden besluit in stand kon blijven. Er was geen reden voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding. Eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5558 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. F. Ergec,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom (ISD Brabantse Wal; de ISD),verweerder.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres in het kader van de terugvordering van haar uitkering op grond van de Participatiewet.
1.2.
Eiseres ontving een bijstandsuitkering van de ISD naar de alleenstaandennorm. Uit controle is gebleken dat de zoon van eiseres, [naam zoon] , per 18 mei 2021 niet meer staat ingeschreven voor een studie waarvoor recht bestaat op studiefinanciering. De ISD heeft daarom met een besluit van 7 februari 2022 de bijstandsnorm van eiseres gewijzigd naar de kostendelersnorm voor 2 personen per 1 januari 2022 en over de periode van 18 mei 2021 tot en met 31 december 2021 het recht op bijstand herzien naar de kostendelersnorm voor 2 personen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarna de ISD met een besluit van 21 april 2022 het bezwaar ongegrond heeft verklaard. Eiseres heeft bij deze rechtbank beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Dit beroep met zaaknummer 22/2618 PW heeft de rechtbank met een uitspraak van 23 februari 2023 (ECLI:NL:RBZWB:2023:1261) ongegrond verklaard.
1.3.
Na de herziening van de bijstandsuitkering van eiseres heeft de ISD met een besluit van 23 februari 2022 (primair besluit) de te veel verstrekte bijstand over de periode van
18 mei 2021 tot en met 31 december 2021 van eiseres teruggevorderd tot een bedrag van
€ 2.187,41. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Hierop heeft de ISD met een besluit van 19 oktober 2022 (bestreden besluit) het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft bij deze rechtbank beroep ingesteld tegen dit besluit. De ISD heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op 26 mei 2023. Hierbij waren aanwezig: de gemachtigde van eiseres en namens de ISD mr. M. Niessen.

Overwegingen van de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft de ISD – kort gezegd – ten grondslag gelegd dat de te veel verleende bijstand kan worden teruggevorderd van eiseres op grond van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet en dat er geen sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Beroepsgronden
3. Eiseres meent dat de ISD ten onrechte heeft nagelaten te motiveren op grond waarvan er geen sprake is van dringende redenen en verwijst naar artikel 7 van de beleidsregels. Eiseres stelt dat wel sprake is van dringende redenen en voert in dit kader aan dat de ISD ten onrechte geen belangenafweging heeft gemaakt, nu eiseres door de terugvordering onder de voor haar geldende bijstandsnorm komt en zij geen aandeel heeft gehad in het stoppen van de studie van de zoon. De ISD heeft nagelaten eiseres meteen een brief te sturen over de vermindering van haar uitkering, waardoor zij niet tijdig een wijziging in de samenstelling van het huishouden kon bewerkstelligen. De zoon van eiseres had geen geldige verblijfsvergunning om een bijstandsuitkering te kunnen aanvragen en toen hij dit wel kon, kreeg hij pas na zes maanden een afwijzing, waartegen hij heeft geprotesteerd. Eiseres stelt dat, gezien het beginsel van rechtvaardigheid en gelijkheid, de uitkering met terugwerkende kracht moet zijn of de ISD dient af te zien van terugvordering en verwijst naar de beleidsregels. Verder verzoekt eiseres bij gegrondverklaring om een proceskostenvergoeding én schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente.
Beoordeling
4.1.
De te beoordelen periode loopt van 18 mei 2021 tot en met 31 december 2021, de periode waarover de ISD bijstand terugvordert van eiseres.
4.2.
Tussen partijen staat vast dat eiseres en haar zoon in de te beoordelen periode op hetzelfde adres woonachtig waren, dat de zoon van eiseres per 17 mei 2021 is gestopt met zijn studie. Verder staat vast dat de zoon van eiseres ouder dan 21 jaar was in de te beoordelen periode. Ter zitting is gebleken dat de uitspraak [1] over de herziening van de bijstandsnorm van eiseres inmiddels onherroepelijk is geworden, waarmee de herziening van de uitkering van eiseres in rechte vaststaat.
4.3.
Omdat de uitkering van eiseres is herzien, staat vast dat er in de periode in geschil teveel bijstand aan eiseres is verleend. Daarmee is er een grondslag voor terugvordering, te weten artikel 58, tweede lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet. Dat is niet in geschil. De hoogte van het terug te vorderen bedrag is evenmin in geschil.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of er sprake is van dringende redenen om af te zien van het terugvorderen van de te veel betaalde bijstand van eiseres over de te beoordelen periode, ook in het licht van het evenredigheidsbeginsel.
Dringende redenen
4.4.
Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in bijstandsgeschillen, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), doen dringende redenen als bedoeld in artikel 58, achtste lid, van de Participatiewet zich alleen voor als de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor de betrokkene heeft. Het moet dan gaan om gevallen waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is. In die gevallen zal een individuele afweging van alle relevante omstandigheden moeten plaatsvinden. Degene die zich beroept op dringende redenen moet die redenen aannemelijk maken. [2]
4.5.
Ter zitting en in het verweerschrift heeft de ISD aangegeven dat conform artikel 2, aanhef en onder e, en artikel 7 van de Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2020 (beleidsregels) volledig gebruik wordt gemaakt van de terugvorderingsbevoegdheid uit artikel 58 van de Participatiewet, tenzij sprake is van dringende redenen in de zin van het achtste lid van dat artikel. Nu eiseres dringende redenen niet aannemelijk heeft gemaakt, doet toepassing van het beleid niet af aan de terugvordering.
4.6.
Evenals de ISD is de rechtbank van oordeel dat eiseres het bestaan van dringende redenen in hierboven bedoelde zin onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het beroep op dringende redenen slaagt dan ook niet.
Evenredigheid
4.7.
Nu eiseres tevens een beroep heeft gedaan op het evenredigheidsbeginsel, dient de uitkomst van de belangenafweging die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit ook getoetst te worden aan het evenredigheidsbeginsel. Dit beginsel is neergelegd in artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.8
De rechtbank overweegt dat het evenredigheidsbeginsel bepaalt dat de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in 2022 [3] een kader geformuleerd voor de toetsing van op een discretionaire bevoegdheid berustende besluiten aan het evenredigheidsbeginsel.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft zich hierbij aangesloten [4] . De wijze van toetsing aan het evenredigheidsbeginsel is afhankelijk van een veelheid aan factoren en verschilt daarom van geval tot geval. Geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid spelen daarbij een rol, maar de toetsing daaraan zal niet in alle gevallen op dezelfde wijze (kunnen) plaatsvinden. De intensiteit van de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wordt bepaald door onder meer de aard en de mate van de beleidsruimte van het bestuursorgaan, de aard en het gewicht van de met het besluit te dienen doelen en de aard van de betrokken belangen en de mate waarin deze door het besluit worden geraakt. Naarmate die belangen zwaarder wegen, de nadelige gevolgen van het besluit ernstiger zijn of het besluit een grotere inbreuk maakt op fundamentele rechten, zal de toetsing intensiever zijn. De ratio van het evenredigheidsbeginsel is ook niet zozeer het in het algemeen tegengaan van nadelige gevolgen van besluitvorming, maar het voorkomen van onnodige nadelige gevolgen.
4.1
Volgens bovenstaande uitspraak van de CRvB heeft de ISD – bij de uitoefening van de bevoegdheid van artikel 58, tweede lid, sub a, van de Participatiewet – relatief veel beslissingsruimte. Uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling blijkt namelijk dat de wetgever de hier van toepassing zijnde discretionaire bevoegdheid heeft gegeven omdat gemeentes zelf, gelet op de financiële stimulans door het beslag op de eigen gemeentelijke middelen en gelet op de eigen beleidsruimte, een goede afweging kunnen maken wanneer van terugvordering kan worden afgezien. Voor de financiële gevolgen van een besluit tot terugvordering als gevolg van de herziening geldt dat deze gevolgen zich in het algemeen pas voordoen als daadwerkelijk tot invordering wordt overgegaan. In dat kader hebben betrokkenen als schuldenaar bescherming, of kunnen zij deze zo nodig inroepen, van de regels over de beslagvrije voet.
4.11.
De genoemde rechtspraak, mede in aanmerking genomen de hoogte van het teruggevorderde bedrag, leidt ertoe dat de rechtbank in deze zaak minder intensief aan het evenredigheidsbeginsel toetst. Volgens de ISD zorgt de terugvordering tot een bedrag van
€ 2.187,41 niet voor onnodige nadelige gevolgen die voorkomen dienen te worden.
De rechtbank kan de ISD hierin volgen. Uit de nadere toelichting van de ISD ter zitting en het verweerschrift volgt dat het doel van de terugvordering de goede besteding van gemeenschapsgeld is. Bijstand moet toekomen aan de personen die het nodig en er recht op hebben. Het college kan voor bijstand beschikbaar budget maar één keer besteden en moet dan ook zorgvuldig omgaan met de besteding hiervan. Bij een tijdige melding van eiseres was haar bijstandsuitkering tijdig gewijzigd en was er niet overgegaan tot terugvordering van de te veel ontvangen bijstand.
4.12
Naar het oordeel van de rechtbank is de goede besteding van gemeenschapsgeld een gerechtvaardigd doel. Omdat bijstand moet toekomen aan de personen die het nodig hebben en er recht op hebben, en de ISD het voor bijstand beschikbare budget maar één keer kan uitgeven, moet zorgvuldig worden omgegaan met de besteding ervan. In dit geval heeft eiseres te veel bijstand ontvangen doordat zij niet tijdig melding heeft gemaakt van het einde van de studie van haar inwonende zoon. Terugvordering van het teveel aan ontvangen bijstand is een geschikt en noodzakelijk middel om het hiervoor genoemde gerechtvaardigde doel te bereiken. De rechtbank is niet gebleken dat in deze zaak de terugvordering onevenredig is te achten tot het te dienen doel. Daarbij overweegt de rechtbank dat het gaat om een totaalbedrag van € 2.187,41 en dat het maandelijkse aflossingsbedrag is bepaald op
€ 55,-. Eiseres geeft aan dat dit maandelijkse bedrag voor haar (te) veel is. De rechtbank overweegt dat eiseres in het kader van de invordering een nieuwe draagkrachtberekening kan laten verrichten door de ISD. Bij gebreke van een nadere onderbouwing door eiseres, is de rechtbank niet gebleken dat de terugvordering in dit geval onevenwichtig zou zijn. Het beroep van eiseres op het evenredigheidsbeginsel slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling of de gevraagde schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 11 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage wettelijk kader

Participatiewet
Artikel 58 van de Participatiewet luidt, voor zover hier van belang:
2. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kan kosten van bijstand terugvorderen, voorzover de bijstand:
a. anders dan in het eerste lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
4. Het college is bevoegd tot verrekening van in de voorafgaande zes maanden ontvangen middelen met de algemene bijstand.
8. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom inhoudende Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2020 (Beleidsregels)
Artikel 2 Gebruik maken van wettelijke bevoegdheden
1. Het college maakt ten volle gebruik van de bevoegdheid tot: […]
e. terugvordering van ten onrechte verleende uitkering als bedoeld in artikel 58, lid 2, PW […].
Artikel 7 Dringende redenen
Het college ziet geheel of gedeeltelijk af van de bevoegdheid tot herziening, intrekking en/of terugvordering wegens dringende redenen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van deze rechtbank van 23 februari 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:1261.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 10 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:26.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 11 oktober 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2207.